2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 1
Blikopener | Drs. J.A. Schippers, Het web rond voedsel
1
Weet wat je eet! Ook al worden veel consumenten steeds kritischer over wat en hoeveel ze willen of mogen eten, nog steeds wordt er veel te veel voedsel verspild. Eénderde van het voedsel dat we aanschaffen, gooien we met z’n allen weg. Ook bij de manier waarop voedsel wordt geproduceerd, kun je vragen stellen. Of niet. Onder het motto: wat niet weet, wat niet deert. Maar komt dat niet in feite neer op het ontkennen of afschuiven van je verantwoordelijkheid? Deze editie van Zicht belicht verschillende kanten van het eten op uw bord. Waar komt het vandaan? Brengt het verslepen van dieren en voedsel niet meer nadelen voor gezondheid en de schepping met zich mee? Is het op een verantwoorde manier vervaardigd? Wie zijn de producenten en met welke vragen en problemen worden zij geconfronteerd? Is voedsel met E-nummers nu gevaarlijk of behoort de onrust hierover tot de categorie ‘broodje aap’? Verder komt ook de vraag aan de orde of de zogenaamde megastallen wel of geen goede keus zijn uit het oogpunt van dierenwelzijn, milieubescherming en inrichting van het landschap. Allemaal food for thought. Op 6 juni van dit jaar presenteerde het WI-SGP in de ‘Ark van Noach’ te Dordrecht het commentaar ‘Houden van dieren’. In dit nummer reageert een viertal wetenschappers op deze publicatie. Daar zijn we hen zeer erkentelijk voor. Deze dank geldt uiteraard ook de overige auteurs en columnisten die – al dan niet op verzoek van de redactie - een bijdrage aan dit Zichtnummer hebben geleverd. De Bijbel leert ons dat voedsel meer is dan maagvulling. Voedsel is een gift van God, niet alleen gegeven met als doel om fysiek te kunnen leven, maar ook om ons geestelijk te binnen te brengen dat we in alles afhankelijk zijn van de Heere van het leven. Alleen Hij geeft leven tot in eeuwigheid. Jan Schippers, eindredacteur
ZICHT 2012-4 | december 2012
blikopener
Food for thought
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 2
Het web rond voedsel | Ds. J.A.W. Verhoeven, Het echte vasten
2
bijbelstudie
Jesaja 58 is een uitermate schokkend hoofdstuk. Het kan zo zijn dat je gevangen zit in christelijke vroomheid, en juist daarom God niet dient maar uitbent op je eigen voordeel. Je bent druk met God, maar is het wel Gód met wie je zo druk bent? Dit zijn kritische, profetisch scherpe vragen. Zijn we bereid te luisteren? Willen we dit wel horen?
Ds. J.A.W. Verhoeven, predikant van de Hervormde gemeente Leerdam1
Het echte vasten
De vraag van het volk in vers 3 is van alle tijden: wat mérk je nu van God? Waarom let de HEERE niet op ons? Wat heeft het voor zin om God te dienen, als Hij toch niet helpt? Waarom vasten wij, als U het toch niet ziet? Waarom kwellen wij onze ziel als U het tóch niet weet? Heeft God wel in de gaten hoe wij ons voor hem inspannen? Het volk dóet inderdaad veel voor God. Geen kwaad woord daarover. In vers 2 staat: zij zoeken Mij dag aan dag. God ziet dat ze elke dag bidden. En ze vinden vreugde in Mijn wegen. Kortom, het zijn gelovige mensen, met overgave en met inzet. Ze lopen er niet de kantjes van af. Maar waarom is God dan niet wat toeschietelijker? ZICHT 2012-4 | december 2012
Valkuil Het profetisch vermaan richt zich niet op hun inzet en overgave om God te dienen. Dat ze Hem zoeken, tot Hem bidden, met vasten erbij, is op zichzelf een goede zaak. Alleen staat heel die godsdienstigheid apart, náást het leven. Als een eiland, niet verweven met heel hun manier van doen en leven. Een lelijke valkuil, ook voor ons. Wel godsdienstig ingesteld, maar tegelijk allerlei sociale misstanden in stand houden en ervan profiteren. Dáárom antwoordt God niet. Het vasten is op zichzelf goed. Maar vast niet als heden. Want je zoekt op de vastendag je eigen wens. Zo staat het eigenlijk in vers 3. Dat woord komt steeds terug in dit hoofdstuk: ‘je
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 3
Het web rond voedsel | Ds. J.A.W. Verhoeven, Het echte vasten
3 eigen wens’. Zelfs op de vastendag ben je nog úit op jezelf, op je eigen voordeel, je eigen belang. Concreet lezen we: terwijl je aan het vasten bent, beul je de arbeiders af. Je hebt je hoofd dus niet bij het vasten, maar bij het werk. De arbeiders. Die moeten ópschieten, dóórwerken. Want tijd is geld. De productie moet worden opgevoerd! Bovendien, terwijl je aan het vasten bent, loop je ruzie te maken. Over allerlei aardse zaken blijkbaar. Ze gaan zelfs met elkaar op de vuist. Al vastende worden er conflicten uitgevochten. Je hárt is dus niet bij het vasten. Je hart is niet bij God. Je hart is bezig met het werk, het inkomen, ‘je eigen wens’. Nu, zúlk vasten helpt niet. Op deze manier kun je niet verwachten dat je gebed al vastende gehoord wordt in de hoge. Denk je nu echt dat God zúlk vasten graag heeft? Dat je je hoofd buigt als een riet. Dat je een rouwgewaad aandoet en as op je hoofd stapelt. Noem je dat vasten? Uiterlijk vertoon is het, meer niet. Ook de Heere Jezus veroordeelt zo’n dubbelleven zeer scherp.
Dat ‘meer’ staat in vers 6 en 7. De kern van dit hoofdstuk. Het vasten dat de HEERE vraagt is dat je concreet gestalte geeft aan de sociale gerechtigheid. Dat je de wetten van Mozes volgt. Je kunt vasten tot je een ons weegt, maar dat brengt je geen stap dichter bij God als dat niet samengaat met gehoorzaamheid aan de wet van God. In vers 6 staat: maak de boeien van de goddeloosheid los. Je kunt blijkbaar goddeloos vasten. Goddelozen, dat zijn toch mensen die nergens aan doen? Nee, dat zijn wij!
Denk je nu echt dat God zúlk vasten graag heeft? Dat je je hoofd buigt als een riet. Dat je een rouwgewaad aandoet en as op je hoofd stapelt. Noem je dat vasten? Uiterlijk vertoon is het, meer niet.
Geen opzet Overigens hadden de Israëlieten niet opzettelijk de bedoeling om met hun godsdienstige drukte God om de tuin te leiden. Het was eerder gewoon zo gelopen. Het was er in geslopen. Terwijl je vast, kun je tenslotte gewoon doorwerken. Al vastende hield men zich bezig met alles wat gedaan moest worden. Dat je zo de kérn van het vasten kwijt raakt, dat hadden ze zich niet direct gerealiseerd. Een soort bedrijfsblindheid was erin geslopen. Maar de HEERE noemt het ‘overtreding’ en ‘zonde’ (vs.1). Dingen die wij eigenlijk zó niet zouden noemen. Zo ervaar je het niet. Je bidt toch? En je vast erbij. In zak en as. Wat wil God nog meer? ZICHT 2012-4 | december 2012
Volgens Gods wet moesten de slaven worden vrijgelaten in het zevende jaar. Het sabbatsjaar. Dat is het échte vasten. Niet: de arbeiders afbeulen. Maar: ze vríj laten! Afstand nemen van je éigen wens. En gehoorzaam de wens van God vervullen. Dát zou pas het vasten zijn wat de HEERE graag ziet. Wanneer we dit naar de samenleving van vandaag doorvertalen, gaat het in Jesaja 58 bijvoorbeeld om economisch misbruik van arbeidskrachten. Daaruit blijkt hoe goddeloos je bent. Misschien niet bewust. Misschien is het er ongemerkt in geslopen. Misschien heb je er nooit bij stil gestaan, dat je geloof iets te maken zou kunnen hebben
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 4
Het web rond voedsel | Ds. J.A.W. Verhoeven, Het echte vasten
4 met economische kwesties. Misschien is het een soort bedrijfsblindheid geworden, omdat we denken: ‘dat is links’. Begrijpelijk. In de jaren ’80 was het in de kerk alleen maar politiek wat de klok sloeg. Tegen de neutronenbom. Tegen kinderarbeid. Je mocht geen sinaasappels meer kopen uit Israël. En je moest multinationals boycotten. Maar over Christus hoorde je niet meer. Over Zijn sterven aan het
Maar je levert óók je identiteit in als je alleen maar over geestelijke dingen praat. En dan net doet alsof dat los staat van politieke en economische keuzes.
kruis om onze zonden. ‘Verzoening met God’ was een verdacht woord. Met dat sociale evangelie is de kerk leeg gelopen. De kerk verloor haar identiteit.
Gods wet is zeer wijd Maar je levert óók je identiteit in als je alleen maar over geestelijke dingen praat. En dan net doet alsof dat los staat van politieke en economische keuzes. Ook links en in het midden van de kerk horen we tegenwoordig steeds minder over politiek en economie. Het gaat vooral over ‘softe’ thema’s, zoals spiritualiteit, geluk, innerlijk evenwicht, balans. Allemaal wel erg persoonlijk. Dat ligt goed in de religieuze markt. Onbewust doen wij daar ook aan mee: het gáát toch maar om je persoonlijke relatie met God, zeggen we. Maar Gods wet is zeer wijd. Zij gaat ook over verhoudingen tussen mensen. Gods koningZICHT 2012-4 | december 2012
schap omvat de gehele wereld. Zijn troon is gevestigd op recht en gerechtigheid. Het is ‘overtreding’ en ‘zonde’ als je daar langs heen gelooft, ook al doe je dat nóg zo ernstig. Dat leert ons Gods Woord hier in Jesaja 58. Best schokkend! Vasten? Is het niet dit: dat je je brood deelt met wie honger heeft. Dat je ontheemden onderdak biedt. Dat je naakten kleding geeft. Dat je je het lot aantrekt van mensen in je directe kring. De profeet noemt elementaire levensbehoeften: voedsel, onderdak, kleding. De zorg om wees en weduwe. Let wel, er staat niet: je hoeft niet te bidden en te vasten, als je maar goed bent voor elkaar. Maar wél: wat heeft je bidden en vasten nu te maken met goed doen aan elkaar? Want God liefhebben boven alles - het grote gebod - weegt even zwaar als: je naaste liefhebben als jezelf. Je naasten: dat zijn de mensen in Syrië, die tussen allerlei belangen vermalen worden. Je naasten: dat zijn de kinderen in India die kleding maken voor ons, lange dagen lang, tegen een karig loon. De kinderen in Ivoorkust, die onder erbarmelijke omstandigheden werken op de cacaoplantages, zodat wij lekker goedkoop chocolade kunnen kopen. Je naasten: dat zijn de meer dan 800 miljoen kinderen op aarde die ondervoed zijn. Geen toegang tot onderwijs hebben. Geen gezondheidszorg krijgen. Elke minuut sterven er op aarde vier kinderen aan malaria, terwijl die ziekte vrij gemakkelijk te bestrijden is.
Verootmoediging Nu kan ik me voorstellen dat u zegt: Ja, maar de wereldproblemen zijn zo gigantisch groot, ik kan daar niks tegen beginnen. Ik zit ook maar in het schuitje. Daar zit wat in. De economie is een systeem geworden, een ano-
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 5
Het web rond voedsel | Ds. J.A.W. Verhoeven, Het echte vasten
5 nieme macht. En die kinderen wonen ver weg. Als ze nu bij mij in de straat zouden wonen... Maar dit is geen goede uitvlucht. En het is ook niet waar. Je wordt niet bewogen over arme mensen omdat ze dichtbij wonen. Je wordt pas bewogen over arme mensen als je Gód kent. Als je gelovig Zijn Woord hoort, dan pas kom je in beweging.
Echt vasten is: je hart openstellen voor de ander. Wanneer je dat doet, eer je God. Dat zal ons toch moeten brengen tot echte verootmoediging; tot de belijdenis: wij hebben gezondigd. Wij hebben de sociale gerechtigheid niet echt laten wegen. Wij hebben Gods Woord en wet op dit vlak ernstig tekort gedaan. In vers 10 roept de profeet op om je hárt echt te openen voor hongerigen. Als je dat doet, ga je kritisch kijken naar je stijl van leven, je koopgedrag. Je kunt als consument besluiten om fair trade artikelen te kopen. Je kunt nadenken over wie er achter die goedkope kleding zit. En navragen. Je kunt Ikea aanspreken op hun manier van hoe zij omgaan met degenen die hun spullen maken. Je
kunt iets anders verzinnen. Daar zou je met elkaar over moeten praten. Wat je aan één van de kleinen hebt gedaan, dat heb je Mij gedaan, zegt Jezus. Je kunt ook niks doen... Het kost je teveel. Je zit zo vast aan je ‘eigen wens’... (vs.3)
Sabbatsvreugde De HEERE vraagt niet dat je jezelf kwelt met vasten. Hij vraagt wel je hart. Als je je hart opent voor de hongerigen... (vs.10), dan zal er licht doorbreken. Dan zal er geestelijk herstel komen. Dan zal de HEERE u voortdurend leiden. Jesaja 58 begint met de ontmaskering van zonden van het godsdienstige volk. Het eindigt met een visioen naar de toekomst. Het slot van het hoofdstuk noemt de sabbat. Verrassend. Sabbat betekent letterlijk: ermee ophouden. Rusten van je kwade werken, zegt de Heidelbergse Catechismus. ‘Ophouden om te doen wat je zelf wilt’, staat er in vers 13. En leren de ánder lief te hebben, hem recht te doen. Echt vasten is: je hart openstellen voor de ander. Wanneer je dat doet, éér je God. De sabbat wordt dan een ‘verlustiging’. Vreugde scheppen in de HEERE. Dát is het geheim van het echte vasten. Dat je je verlustigt in de HEERE, Die rechtvaardige Koning.
Noten 1 Deze Bijbelstudie is een omgewerkte en ingekorte preek, gehouden op zondag 14 oktober 2012.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 6
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
6
Organisatieprocessen ingewikkeld? Met educatieprogramma’s op maat werken we aan de professionalisering van (uw) medewerkers. Georganiseerde intervisie, regionale kennistafels en nieuw elan geven aan competenties van leidinggeven en persoonlijke geloofwaardigheid? ECM dialoog heeft het!
Burgemeester Uilkensstraat 24 2861 AE Bergambacht Telefoon: 0182 64 54 54 Fax: 0182 35 76 55
Postbus 100 | 8080 AC Elburg t (0525) 66 16 97 | www.ecmdialoog.nl
UW BEDRIJF IS ONZE ZORG!
VOOR EEN GOED BOEK NIET LANG OP ZOEK!! Boekhandel R. van der Meijden Nedereindsestraat 7 – 4041 XE Kesteren Tel. 0488-482226 (Bgg. 0488-482134)
De V.V.I. stelt zich al meer dan 30 jaar ten doel:
Email: [emailprotected] Maandags gesloten
A
D
V
I
E
S
B
U
R
E
A
U
BARTEN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING EN BOUWEN
www.verplegingvoorisrael.nl
ZICHT 2012-4 | december 2012
s T E
s sI
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 7
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
7
thema
Wist u dat de keuken een politiek slagveld is geweest? In haar boek ‘De hongerige stad’ geeft de Britse architect Carolyn Steel een goed beeld van de westerse voedselvoorziening in de loop van de eeuwen. Ze toont de grote impact van de voedselvoorziening op onze samenleving. Daarmee wil zij ons stimuleren om bewuster met voedsel om te gaan.
Ir. J. Maljaars, redactielid
De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal Haar ‘internationale bestseller’ belicht alle stadia van onze voedselvoorziening: land, bevoorrading, (super)markt, keuken, maaltijd en afval, inclusief een blik vooruit. Ik schets een dwarsdoorsnede van het boek en zal aan het slot enkele lessen hieruit trekken.
Land en voedselproductie (H.1) Steel schrijft dat na het terugtrekken van de laatste ijstijd zo’n 10.000 jaar geleden een heel vruchtbare strook land ontstaat. Deze ‘sikkel’ loopt van de Nijldelta tot de noordZICHT 2012-4 | december 2012
kant van de Eufraat, het gebied waar het paradijs geweest zou kunnen zijn! Hier beginnen vroege vormen van landbouw en worden nederzettingen gevormd. In de oudheid was voedsel voor niemand vanzelfsprekend. In de Grieks-Romeinse wereld zijn landbouw en cultuur daarom nauw verbonden. ‘Moeder Aarde’ komt in allerlei mythen en gebruiken terug als symbool van het mysterieuze vermogen van de aarde om leven voort te brengen. Veel mythen spreken over landbouw als straf van de goden. Daarbij
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 8
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
8 een schakel ontbrak.’ Na de chemie volgt ook de biotechnologie: multinationals slaan inmiddels hun slag met genetisch gemodificeerde gewassen. Steel wijst op een keerzijde van intensivering en vrijhandel: ‘In de moderne landbouwindustrie gaat het alleen maar over winst op de korte termijn en totaal niet om rentmeesterschap van het land.’
merkt Steel op: ‘Volgens de Bijbel is de landbouw de straf van de mens voor zijn menszijn.’ Deze gedachte leeft bij ons niet meer. Terecht? Door groei van de steden neemt de voedselbehoefte sterk toe. Het leidt tot opeenvolgende agrarische revoluties, met eerst drooglegging, ontginning, efficiënte bemesting en verbouw van veevoer. De industriële revolutie zorgt ervoor dat steeds minder mensen steeds meer voedsel produceren. De spoorwegen maken de stedelijke voedselvoorziening los van het directe achterland en openen de deur voor stadsuitbreiding. Graan, als belangrijkste grondstof voor veevoer, kan nu overal vandaan gehaald worden. Dat zorgt eind 19e eeuw voor opschaling van veehouderij en verwerkende bedrijven. Door kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen (o.a. DDT) nemen productiviteit en voedselzekerheid fors toe. Het heeft wel een prijs: bodemuitputting en reductie van insecten- en vogelpopulaties. De uitvinder van kunstmest, Justus von Liebig, belijdt zelfs: ‘Ik heb gezondigd tegen de Schepper (…). Ik wilde zijn werk verbeteren omdat ik in mijn verblindheid meende dat er in de wonderbaarlijke keten van wetten die het leven op aarde beheersen en voortdurend vernieuwen, ZICHT 2012-4 | december 2012
Hoewel verstedelijking, landschapscultivering en intensivering beeldbepalend zijn, zijn er ook altijd tegenbewegingen geweest. Rousseau zet zich er bijvoorbeeld tegen af en roemt de ongerepte natuur: ‘IJzer en graan hebben de beschaving gebracht, maar de menselijkheid om zeep geholpen’. Hij baant de weg voor de Romantiek en zorgt voor een nieuwe kijk op natuur. Steel noemt ook de biologische landbouw (vanaf de jaren ’40) in reactie op kunstmestgebruik, bodemuitputting en erosieproblemen.
In de oudheid was voedsel voor niemand vanzelfsprekend. Bevoorrading (H.2) Steel zet omvang en efficiëntie van de huidige voedselvoorziening scherp neer. We weten niet meer wat ervoor nodig is. Het gaat dagelijks om enorme hoeveelheden, lange transportafstanden, snel schakelen, met vooral bederfelijke waar. Dit alles wordt mogelijk gemaakt door levensmiddelenfabrikanten en supermarktketens die een groot deel van de keten regisseren. Het altijd complete supermarktassortiment heeft echter ook z’n prijs. Het wordt bepaald door schaalvoordelen en ketenoptimalisatie. Verse producten
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 9
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
9 moeten liefst jaarrond leverbaar en goed houdbaar zijn, tegen een stootje kunnen en de oogst moet voorspelbaar zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat driekwart van de aardbeien in de winkel van hetzelfde ras is (Elsanta)! In het pre-industriële tijdperk is dat anders. De omvang van steden wordt bepaald door productiviteit en omvang van het directe achterland, met een groeiende rol voor voedseltransport over zee. De bevoorrading van steden is een belangrijk onderdeel van het strategisch beleid. Denk aan de veroveringsoorlogen van Romeinse keizers vanwege de behoefte aan graan. Nederland is al vroeg afhankelijk van graanimport, bouwt als eerste een koopvaardijvloot op en profiteert van de enorme 16e/17e-eeuwse Poolse graanproductie. Onze koopvaardijvloot heeft in haar hoogtijdagen het grootste deel van de graanhandel in het Oostzeegebied in handen en luidt onze Gouden Eeuw in. Parijs heeft daarentegen grote moeite met haar voedselvoorziening, omdat de stad ver bij de zee vandaan ligt. Deze wordt daarom sterk gereguleerd, met verplichte graanlevering en een speciale graanpolitie. Londen heeft als havenstad nooit problemen gehad met haar voedselvoorziening. De vondst van suiker geeft juist een enorme boost aan de Engelse koopvaardij, maar ook aan consumptie, kolonialisering en slavernij. De overheid stelt zich daarbij afzijdig op. Het contrast met Parijs brengt Adam Smith tot zijn theorie over ‘the invisible hand’ van de vrije markt. Hij bepleit optimalisering van de vrijhandel door investeringen in transport. Spoorwegen zorgen inderdaad voor sterke schaalvergroting van de voedselvoorziening, maar Smiths vlieger gaat steeds minder op. ZICHT 2012-4 | december 2012
Door fusies van levensmiddelenbedrijven monopoliseert de wereldwijde voedselvoorziening. 90% van de graanhandel wordt momenteel gecontroleerd door maar vijf concerns. Bij boeren en werknemers worden regelmatig de duimschroeven aangedraaid. Ook beschermen overheden de voedselindustrie via het mededingingsbeleid en landbouw- en exportsubsidies. Het zorgt voor handelsverstoring en zet ontwikkelingslanden verder op achterstand. Steel bekritiseert de veronderstelde westerse voedselzekerheid. We zijn afhankelijk van degenen die ons voeden, maar hebben er geen band meer mee. De vanwege distributie-efficiëntie zeer beperkte voorraden en de sterk verschraalde genetische diversiteit maken onze voedselvoorziening kwetsbaar, bijvoorbeeld voor klimaatverandering.
Steel wijst op een keerzijde van intensivering en vrijhandel: ‘In de moderne landbouwindustrie gaat het alleen maar over winst op de korte termijn en totaal niet om rentmeesterschap van het land.’ (Super)markt (H.3) In het pre-industriële tijdperk spelen markten een sleutelrol in de stedelijke voedselvoorziening. Markten bepalen ook het stratenpatroon en zijn de plek waar burger en bestuur elkaar ontmoeten. Steel schrijft: ‘Ondanks alle rotzooi, lawaai en overlast voegen markten iets essentieels toe aan de stad:
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 10
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
10 het besef van wat er allemaal nodig is om het leven in stand te houden.’ In de 19e eeuw doen zelfstandige winkeliers hun intrede. De eeuw daarna is echter sprake van een ‘gigantische omslag’. Supermarkten slaan vanwege schaalvoordelen hun vleugels uit en bepalen nu het leeuwendeel van onze voedselvoorziening. Met name in Engeland en de VS laten mega-supermarkten middenstanders verdwijnen en winkelcentra in binnensteden doodbloeden. Het ‘verdringen’ van kleine winkeliers is niet om het even. Het heeft invloed op levendigheid en leefbaarheid van wijken, aanboddiversiteit en producentenbinding.
tenshuis gaan werken en dat dagelijks koken onder feministische invloed een negatieve klank krijgt. Vooral in VS en Engeland slaan instant- en kant-en-klaar maaltijden hun slag. Op het Europese vasteland blijft een kooktraditie, maar deze staat wel onder druk. Kennis over houdbaarheid, kwaliteit, voedselbereiding en seizoensgroente verdwijnt. Hoe minder we zelf koken, hoe minder we ook geïnteresseerd zijn in de herkomst van ons voedsel. Steel waarschuwt: ‘Degenen die tegenwoordig voor ons koken, zullen we waarschijnlijk nooit tegenkomen, maar ze kennen al onze zwakheden.’ Maar ze geeft ook perspectief: steeds meer mensen zien koken als ‘coole’ vrijetijdsbesteding.
Keuken (H.4) In de oudheid staat koken laag aangeschreven. Het wordt geassocieerd met dienen, viezigheid en geweld. Huishoudelijke kookboeken van vóór de 20ste eeuw laten zien dat slachten er helemaal bij hoorde. Deze periode kenmerkt zich door: weinig keukens, veel eetlokalen en openbare kookgelegenheden, koken door bediendes, geen gezinsmaaltijden en diners als statussymbool. De Eerste Wereldoorlog betekent een belangrijke kentering. De vrouw des huizes moet zelf in de keuken aan de slag. Niet eenvoudig: wordt de keuken het middelpunt van het huishouden of blijft het een dienstvertrek? Steel schrijft: ‘Het raakt de kern van veel 20ste-eeuwse problematiek: vragen omtrent identiteit, gezinswaarden, feminisme. In de afgelopen honderd jaar is de keuken een politiek slagveld geweest, het toneel waarop de voortgaande strijd rond maatschappelijke rolverdeling en daarmee geassocieerde waardering zich heeft ontvouwd.’ De opkomst van de efficiënte, steriele keuken kan niet verhinderen dat meer vrouwen buiZICHT 2012-4 | december 2012
In de afgelopen honderd jaar is de keuken een politiek slagveld geweest, het toneel waarop de voortgaande strijd rond maatschappelijke rolverdeling en daarmee geassocieerde waardering zich heeft ontvouwd. Aan tafel (H.5) Samen eten is een sociale activiteit. ‘Etentjes zijn dan misschien niet meer de levensbepalende gebeurtenissen in het sociale leven die ze een eeuw geleden waren, ze hebben nog steeds een zekere zeggingskracht.’ De gezamenlijke maaltijd had zeker vroeger een belangrijke functie: het leggen en versterken van vriendschapsbanden. Ter illustratie: de Griekse god Zeus was de god van de gastvrijheid en er bestond geen afzichtelijker mis-
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 11
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
11 daad dan verraad plegen aan het vertrouwen aan tafel. Het accentueert de diepte van het vertrek van Judas van de avondmaalstafel om Jezus te gaan verraden. Het werpt bijzonder licht op ons Heilig Avondmaal. De huidige teloorgang van de gezamenlijke maaltijd draagt bij aan de individualisering en ‘verkilling’ van de samenleving. Dat geldt zelfs voor de komst van restaurants: ‘Door de klanten zelf te laten kiezen wat ze aten, braken de restaurants met de aloude wetten van de tafel en werd de gemeenschappelijkheid daarvan vervangen door een theatraal individualisme.’
Door overmatig inkopen, het weggooien van resten en onkunde over de houdbaarheidsdatum verspillen Britse huishoudens eenderde (!) van het gekochte voedsel. De gezamenlijke maaltijd en ‘leren eten’ spelen ook een belangrijke rol in de opvoeding. Steel wijst op aangetoonde verbanden tussen veel problemen van de tegenwoordige Britse jeugd (gebrek aan concentratie en gehoorzaamheid, depressiviteit) en het feit dat kinderen niet meer geregeld met hun ouders samen eten. Steel legt ook de vinger bij de opkomst van ‘fastfood’ en bijbehorende problemen, als obesitas. Samen eten is ook een belangrijk onderdeel van religieuze activiteiten (Seidermaaltijd, offerfeest moslims, avondmaal). Steel houdt ons een spiegel voor: Pasen is spiritueel geZICHT 2012-4 | december 2012
zien het belangrijkste feest, wordt gekenmerkt door een voorafgaande vastenperiode, maar is in populariteit al lang voorbijgestreefd door zijn ‘uitbundige tegenhanger Kerstmis’.
Afval (H.6) Voedselproductie en –consumptie leveren ook afval op in de vorm van voedselresten en uitwerpselen. In het pre-industriële tijdperk werd veel daarvan gewoon op straat gegooid, maar wel hergebruikt: voor bemesting, varkensvoer, textielkleuring en papierfabricage. Uitdijende steden met beperkte afvoerkanalen lopen echter tegen hun grenzen aan. Onder meer Londen en Parijs zijn genoopt een stevig riool- en afvoerstelsel aan te leggen. Het betekent echter ook dat op zich waardevolle nutriënten grotendeels op het water geloosd worden. Hergebruik is veel minder een issue. Dat geldt nu veel breder. Tegenwoordig is een groot deel van ons afval niet-organisch en danken we dingen snel af, 'niet omdat ze stuk zijn, maar omdat ze hun culturele houdbaarheidsdatum hebben bereikt.’ Ook onze voedselconsumptie leidt onder deze mentaliteit. Door overmatig inkopen, het weggooien van resten en onkunde over de houdbaarheidsdatum verspillen Britse huishoudens eenderde (!) van het gekochte voedsel. We weten niet meer wat de productie van ons eten ‘gekost’ heeft. Ook supermarktketens doen mee: vers voedsel dat niet aan de strenge eisen voldoet, moet weg. Steel steekt een slag dieper: in het westen is angst voor vuil en een zucht naar zuiverheid diepgeworteld en te herleiden tot de Verlichting. Filosofen vonden dat mensen met kennis en ratio de wereld de baas moeten kunnen. Deze houding heeft zijn stempel gezet.
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 12
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
12
Sitopia (H.7) Steel beschrijft allerlei utopische ideeën over het ‘paradijs’ op aarde en over een optimale combinatie van stad en landbouw. Grootste barrière voor de aanpak van alle geschetste problemen is de enorme schaal en complexiteit. Waar te beginnen? Steel geeft verschillende handvatten: verandering van de huidige machtsstructuren door verandering in denken, landbouw op basis van lokale kringlopen, (financiële) waardering voor boeren, transparantie in de voedselketen, een integrale benadering en, als belangrijk begin, bewuster omgaan met voedsel.
Rome had zich als stedelijk concept uitgestrekt tot aan de randen van de kaart en knapte daarom als een te ver opgeblazen ballon.
Aandachtspunten Het is lastig om een complex onderwerp als de voedselvoorziening in een boek te vatten. Steel nam het huidige Londen als uitgangspunt. Dat betekent wel dat zij hier in de loop van de tijd in haar boek steeds meer het vizier opricht. Daarmee kunnen niet zondermeer lijnen doorgetrokken worden naar andere landen. Wij kennen bijvoorbeeld geen mega-supermarkten zoals in Groot-Brittannië. Steels opzet is op zich geen probleem, maar je moet het wel onderkennen. Steel heeft alles bekeken door de voedselbril en was verrast door de impact van voedsel op onze samenleving. Terecht. Ze suggereert ZICHT 2012-4 | december 2012
echter ook dat onze omgang met voedsel een allesbepalende factor is, zoals in het slotakkoord: ‘Mens en graan: daar draait alles om.’ Dan draaft ze door. Steel schrijft het ontstaan van de Franse revolutie bijvoorbeeld toe aan voedseltekorten, maar gaat voorbij aan de geestelijke component: het ongeloof (vgl. Groen van Prinsterer). Steels boodschap moeten we ter harte nemen: een veel bewustere omgang met ons voedsel vanwege de negatieve impact van de huidige voedselvoorziening. Steel geeft het oude Rome als waarschuwend voorbeeld (p. 252/253). Om aan Rome’s groeiende voedselbehoefte te voldoen, vond een enorme expansie van het Romeinse rijk plaats. Voedselvoorzieningsketens moesten in de verre gebieden in stand gehouden worden door niet betrokken niet-Romeinse soldaten. Ook werden gronden uitgeput. Dat ging mis. ‘Rome had zich als stedelijk concept uitgestrekt tot aan de randen van de kaart en knapte daarom als een te ver opgeblazen ballon.’ In Rome zelf was men echter blind voor deze dreiging. De elite at overdadig door. Steel waarschuwt: ‘Ondanks de vele overeenkomsten tussen de Romeinse consumptiepatronen en die van ons is er ook één cruciaal verschil. Rome genoot de luxe van een expanderende wereld, wij niet.’ Steel biedt goede handvatten om aan de slag te gaan, zoals meer bewustwording bij consumenten. Een knelpunt is dat de burger ver bij landbouw en voedselproductie vandaan is gegroeid. Dat wreekt zich bijvoorbeeld bij verbetering van dierenwelzijn in de veehouderij. Daarvoor is een gezond verdienmodel nodig, inclusief consumenten die op grote schaal kiezen voor een ‘goed’ stuk vlees. Werk aan de winkel!
2012-04 zicht 10-12-12 17:19 Pagina 13
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, De hongerige stad: van Rome tot Avondmaal
13
Krachtig span: rentmeesterschap en vreemdelingschap Tot slot wil ik nog wijzen op twee veelzeggende Bijbelse noties die in het verhaal van Steel ontbreken: rentmeesterschap en vreemdelingschap. Een krachtig span dat de vinger legt op de zere plekken van zowel Steel áls christenen. Beide noties geven aan dat God alles bezit en regeert, dat we persoonlijk verantwoording aan Hem schuldig zijn, en dat ons leven op aarde niet het één en het al is. Dat geldt ook voor voedselproductie en -consumptie. Steel komt niet verder dan het schetsen van doembeelden en aardse utopieën en een beroep op onze keuzevrijheid (‘We kunnen ervoor kiezen om…’). Het genoemde span steekt de spa dieper en doet een
,WMSPIVLMT <=UQ\,@ =QVL[& &
Bijbels Bijbels Theologie Theologie Dagboeken Dagboeken Romans Romans Kinderboeken Kinderboeken Muziek Muziek
5WZ\M>QMVLM_MO&%4=1W]LI 5WZ\M>QMVLM_MO&%4=1W]LI %"## %"## ___JWMSPIVLMT[UQ\VT ___JWMSPIVLMT[UQ\VT
beroep op ieders verantwoordelijkheid en plicht in de wetenschap dat de schepping niet van ons is en in de verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Juist voor christenen mag voedselproductie- en consumptie niet om het even zijn. Leven we werkelijk volgens 1 Korinthe 7: 31 ‘En die deze wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaante van deze wereld gaat voorbij.’?
Mede n.a.v. Carolyn Steel, De hongerige stad, NAi uitgevers, Rotterdam, 2011; 339 blz.; € 19,95.
愛之神
GEEF
voor Christelijk (vervolg)onderwijs in China Christelijk onderwijs is een blijvende opdracht. Mede door uw hulp zorgen we voor toekomstperspectief van de Chinese jeugd. Uw gift is welkom op 3473. 76. 029 t.n.v. Hudson Taylor/ SBHC te Rhenen. Bel voor info en/of voorlichting: 06-200 13 173 WWW.HUDSONTAYLOR.NL
Banknr. 3473.76.029, Hudson Taylor/SBHC, Rhenen
Onderwijs | Lectuur | Toerusting | Diaconaat ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 14
Het web rond voedsel | Jan Mark ten Hove, Preken met eten
14
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 15
Het web rond voedsel | J. M, ten Hove MA, Preken met eten
15
interview
Winterse rode linzensoep met rookworst, een Romeinsjoods ei, Sara’s salade met bijbelse granen. Zomaar een paar gerechten uit ‘Bijbels culinair’. Inmiddels zijn meer dan 10.000 exemplaren van dit kookboek verkocht. Een bovengemiddelde score voor een culinaire publicatie. Dominee Han Wilmink: ‘Ik probeer te preken met eten. Voedsel heeft in de Bijbel een directe relatie met de dienst van God.’
J. M. ten Hove MA, redactielid
Preken met eten Op de tafel in de Ommense pastorie liggen vier kookboeken, stuk voor stuk geschreven door dominee Wilmink, predikant van de Gereformeerde kerk (PKN) in Ommen. Koken is zijn grote passie. Sinds jaren heeft ds. Wilmink zich al bekwaamd in de joodse keuken. Koken op basis van de Bijbel. Of, om met de Ommense predikant te spreken, preken met eten. Ziet u de Bijbel als een kookboek? ‘Nee, de Bijbel is een geloofsboek, laat ik daar duidelijk over zijn. Maar je kunt er niet om heen dat voedsel een belangrijke plaats inneemt in het Woord van God. In de Bijbel gaat het 900 keer over voedsel, terwijl ‘maar’ 150 Schriftplaatsen handelen over iets heel ZICHT 2012-4 | december 2012
elementairs als bidden. Dat geeft wel aan dat alle teksten met betrekking tot eten niet zomaar in de Bijbel staan. Overigens vind je nergens in de Bijbel kanten-klaarrecepten, alleen onderdelen van de maaltijd, zoals de boter en het vlees dat Abraham voorzet aan de drie engelen en de linzen van Ezau.’ Wat is de rol van voedsel in de Bijbel? ‘Het bereiden van eten was in de Bijbel een belangrijke en tijdrovende taak. Vrouwen moesten het koren malen, deeg laten rijzen en kneden en ook nog het hout zoeken voor het bakken of koken. Voordat er brood op de plank was, was je zo een uur of vijf, zes verder. Eten bepaalde in belangrijke mate het
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 16
Het web rond voedsel | J. M, ten Hove MA, Preken met eten
16
Ds. J.J.N. Wilmink Ds. Han Wilmink werd geboren in 1960 te Hengelo (Ov.). Hij studeerde aanvankelijk politicologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, maar stapte na twee jaar over naar theologie. In de jaren tachtig verdiepte hij zich in het jodendom en maakte toen kennis met de joodse koosjere keuken. In 1990 trouwde hij met Elly en eind van dat jaar werd hij bevestigd tot predikant van de Gereformeerde Kerk van Oosterend (Texel). In 1995 werd hij predikant van de Gereformeerde Kerk in Zuidlaren. Daar begon hij in 1997 met ‘Bijbels culinair’ in kerkelijk verband. In 2003 werd hij verbonden aan de Adventskerk in Zwolle-zuid. Sinds februari 2009 staat hij in Ommen. Als kok ontwikkelde ds. Wilmink in de loop van de jaren een eigen receptuur op basis van toenemende kennis over het voedsel in Bijbelse tijden, extra gestimuleerd door twee studiereizen naar Israël en Jordanië. Naast het bekende boek ‘Bijbels culinair’, dat inmiddels toe is aan een derde druk, verzorgde ds. Wilmink ook ‘Koken met passie’, een bundel met 40 smakelijke recepten voor de vastentijd. Samen met Tini Brugge redigeerde hij het boek ‘Koken met bezieling’ met 48 recepten verdeeld over de vier seizoenen van het jaar. Elk recept is gebaseerd op pure, duurzaam verkregen producten.
dagritme. De belangrijke positie van voeding zie je terug in de wetgeving. De Israëlieten mochten geen vruchtbomen omhakken en akkers niet afbranden. Voedsel heeft te ma-
De Bijbel is een geloofsboek, laat ik daar duidelijk over zijn. Maar je kunt er niet om heen dat voedsel een belangrijke plaats inneemt in het Woord van God. ken met leven. Hongersnood was in de Bijbelse tijd iets verschrikkelijks, een grotere ramp kon je bijna niet overkomen. “Beter te vallen door het zwaard dan te sterven door de honger; verstoken van alles wat het land voortbrengt, kwijnt men weg en bezwijkt” (Klaagliederen 4: 9). ZICHT 2012-4 | december 2012
Zijn de Bijbelse spijswetten uniek? ‘Wat de Bijbel duidelijk toont, is dat voedsel meer is dan maagvulling. Voedsel werd ervaren als een bijzonder geschenk van God. Alle voedsel moest geheiligd worden, zeg maar, apart worden gezet als dienst aan God. En iets wat je opdraagt aan God moet ook zuiver zijn. Hygiëne speelt daarbij een belangrijke rol. Dat heeft er in de geschiedenis toe geleid dat joden veel minder vaak getroffen werden door ziektes dan andere volken. Denk aan de pest in de Middeleeuwen. Vanuit de Bijbel is de de koosjere wetgeving ontstaan, de rabbijnen hebben die helemaal uitgewerkt in allerlei voorschriften. Dat heeft ook te maken met de scheppingsorde. Je hebt dieren die zo geschapen zijn, dat ze geschikt zijn om te consumeren en voor andere geldt dat niet. Uiteindelijk is het doel om de aarde te behoeden en te bewaren. Op die manier blijft het dierenrijk zoveel mogelijk intact en eten mensen zo gezond mogelijk.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 17
Het web rond voedsel | J. M, ten Hove MA, Preken met eten
17 Wat de Bijbel ook laat zien, is dat God oog heeft voor dieren. Denk aan het gebod (Exodus 20:10 en Deuteronomium 5:14) dat ook runderen, ezels en andere huisdieren moesten rusten op de sabbat. De joodse slachtwijze was ook een stuk diervriendelijker dan die van de omliggende volken.’ In het huidige debat over diervriendelijk slachten en het verbieden van koosjer slachten wordt dat nogal eens vergeten. Is er verschil tussen het Oude en het Nieuwe Testament wat betreft voedsel? ‘Er wordt wel eens gedebatteerd over de vraag of Jezus nu de spijswetten heeft afgeschaft of niet. Jezus zelf at vast en zeker koosjer. Wat je wel ziet bij het ontstaan van de christelijke kerk, is dat het koosjer eten langzaam naar de achtergrond verschuift. Dat is logisch, omdat de heidenen die zich bekeerden tot het christendom geen kennis hadden van de spijswetten en koosjere traditie. Dat soort wetten vormden een extra drempel om christen te worden. Verder staat in het Nieuwe Testament in Handelingen 11 het visioen dat Petrus krijgt, het kleed met de lopende en kruipende dieren van de aarde en de stem die zegt: “Ga je gang, Petrus, slacht en eet.” Ook op basis van deze geschiedenis zijn er christenen die zeggen dat het koosjer eten heeft afgedaan.’ Hoe kijkt u aan tegen vasten? ‘Protestanten zijn nog wel eens geneigd om het vasten te veroordelen, omdat het werkheiligheid zou zijn. Maar de praktijk van het vasten heeft goede Bijbelse papieren. Ook de kerkvaders deden het. Het leegmaken van jezelf, leidt tot het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Vasten is ruimte maken voor God. Dat kan niet met een volle maag, ZICHT 2012-4 | december 2012
of erger nog, in vadsige of halfdronken toestand. In de Bijbel (Mattheüs 6) kom je een drieslag tegen. Bidden, wat slaat op de relatie met God, aalmoezen geven, dat duidt op de relatie met de naaste en vasten, wat iets zegt over de omgang met jezelf. Vasten is ook een soort ontgiften van je lichaam, een reiniging. Bovendien spreekt de Bijbel over het lichaam als zijnde een tempel van de Heilige Geest. Dat is nogal wat. De Heilige Geest wil toch niet in een ongezond, slecht onderhouden lichaam wonen dat zich alleen maar richten op eten en drinken?’
De joodse slachtwijze was ook een stuk diervriendelijker dan die van de omliggende volken. In het huidige debat over diervriendelijk slachten en het verbieden van koosjer slachten wordt dat nogal eens vergeten.
Roept de Bijbel op tot een vegetarische levenswijze? ‘Lastige vraag. Er zijn christenen die hun vegetarische leefstijl terugvoeren op het begin van Genesis. Maar de spijswetten zijn als zodanig niet vegetarisch. Tot op bepaalde hoogte mag er gegeten worden van dierenvlees. Wel zien we in de Bijbelse tijd dat dieren niet in de eerste plaats gehouden werden ter consumptie, maar voor andere doeleinden, zoals trek- of lastdier of vanwege de melk en de wol. Ook hun mest kwam de mens goed van pas. Als je de Bijbel kritisch leest, zul je ook ont-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 18
Het web rond voedsel | J. M, ten Hove MA, Preken met eten
18 dekken dat vleesconsumptie geen belangrijke rol inneemt. In gerechten uit de Bijbel zaten bijvoorbeeld veel vleesvervangers, zoals linzen, noten en peulvruchten. Een mooie lofrede op vegetarisch eten, lees je in de geschiedenis van Daniël en zijn vrienden in Daniël 1. Om te kunnen voldoen aan de joodse spijswetten aten zij aan het hof van Babel alleen groenten. En toch zagen ze er gezonder uit dan hun vleesetende leeftijdsgenoten.’ Hoe relevant zijn de spijswetten voor christenen anno 2012? ‘Er zijn christenen die bepleiten dat we weer terug moeten naar het zogenaamde Genesisdieet. Dat is op zichzelf heel gezond. Toch aten de mensen in Bijbelse tijden in de praktijk vaak niet zo gezond. Uit onderzoek van opgegraven botresten is dat gebleken. Hun voedsel was vaak te eenzijdig. Verse groenten stonden te weinig op het menu. En heel vet
vlees werd als een gastronomisch hoogtepunt gezien. Desalniettemin is het goed wanneer christenen bewuster kiezen als het gaat over het eten van (biologisch) vlees en de frequentie daarvan. Minder vlees eten, eigenlijk een soort onthouding, is niet alleen gezonder, maar ook beter met het oog op duurzaamheid en het milieu.’
Joods-Romeins ei Joodse gerechten zitten vol symboliek. Ze verwijzen naar een diepere en hogere werkelijkheid. Neem een gerechtje uit - letterlijk - het jaar 0. In zijn boek Bijbels culinair noemt hij het ‘Een joods-romeins ei’. De eerste christenen in Rome kunnen het gegeten hebben met het Paasfeest. Eieren zijn een symbool van nieuw leven. In het hebreeuwse woord voor ‘verlossen’ zit de notie van ‘in de ruimte worden gezet’. Als een kuiken uit de eierschaal breekt, komt het van de engte in de ruimte. Pasen is het feest dat ons in de ruimte van Gods genade zet door de opstanding van Jezus en de verlossing uit het graf. Op het ei ligt een mengsel van lavas (maggiplant) en pijnboompitten, die ingrediënten verwijzen in de joodse traditie naar nieuw leven en trouw. Een beetje azijn (teken van de lijdenstijd) en honing (teken van belofte) zijn ook toegevoegd. De ingrediënten van dit gerecht vertellen als het ware het Paasevangelie.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 19
Het web rond voedsel | Prof. dr. ing. W. de Vries, Intensivering landbouw of honger: is dat het echte dilemma?
19
thema
Voedselzekerheid is iets wat de laatste tijd sterk in de belangstelling staat. Met haar boek ‘Hamburgers in het Paradijs’1 heeft professor Louise Fresco de discussie rond ons consumptiepatroon en de wijze van voedselproductie opnieuw aardig aangewakkerd. Ze trekt enerzijds van leer tegen de snackcultuur in ons ‘perverse consumptieparadijs’ terwijl ze anderzijds stelt dat efficiënte, grootschalige en industriële voedselproductie nodig is om de wereld te kunnen blijven voeden. Expliciet stelt ze daarbij dat biologische landbouw daartoe niet in staat is omdat daarvoor zes maal zo veel land nodig zou zijn.2
Prof. dr. ing. W. de Vries, hoogleraar Wageningen Universiteit en bestuurslid WI-SGP
Intensivering landbouw of honger: is dat het echte dilemma? Kort daarvoor had Professor Aalt Dijkhuizen, voorzitter van de raad van bestuur van Wageningen universiteit en research Centrum (WUR), ook heel wat over zich af geroepen met zijn stelling dat we wereldwijd meer inZICHT 2012-4 | december 2012
tensieve landbouw moeten gaan plegen omdat je anders niet voldoet aan de morele opdracht om meer mensen te voeden. In het dagblad Trouw gaf hij een interview waarin onder de kop ‘Of intensieve landbouw, of
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 20
Het web rond voedsel | Prof. dr. ing. W. de Vries, Intensivering landbouw of honger: is dat het echte dilemma?
20 honger’ het volgende staat te lezen: "Nederlandse boeren zijn wereldkampioen efficiëntie en duurzaamheid".3 Kort gezegd is zijn opvatting: Nederland is het voorbeeld voor de wereld als het gaat om de wijze van landbouw bedrijven. Het leidde tot vrij emotionele reacties binnen de Wageningse universiteit en daarbuiten. Goed om zijn visie en die van Fresco kort te ontleden en te bezien hoe hier tegenover te staan.
Honger is een enorm wereldwijd probleem. Elke 3 à 4 seconden sterft er iemand in de wereld als gevolg van voortdurende ondervoeding. Honger in de wereld: wat zijn de huidige oorzaken? Allereerst iets over “de morele opdracht om meer mensen te voeden”. Die is er zeker. Hoewel we er vaak nauwelijks bij stilstaan, is honger een enorm wereldwijd probleem. Elke 3 à 4 seconden sterft er iemand in de wereld als gevolg van voortdurende ondervoeding. Terugdringen van de sterfte door voedselgebrek wordt op dit moment echter niet zozeer bereikt door de productie van meer voedsel, maar door een betere toegang tot dat voedsel. Momenteel wordt voldoende geproduceerd om de hele wereldbevolking te voeden. En toch heeft één miljard mensen chronisch honger, terwijl ongeveer even veel mensen aan overgewicht lijden door overmatig voedselgebruik. Er is op dit moment dus vooral sprake van een verdelingsprobleem. Een probleem wat niet eenvoudig wordt opgelost ZICHT 2012-4 | december 2012
door voedseltransporten naar gebieden met honger. Dat is een optie in tijden van extreme voedselschaarste, maar het is geen structurele oplossing, aangezien het lokale economieën negatief beïnvloedt, landen afhankelijk maakt en het transport vaak bemoeilijkt wordt door gebrek aan infrastructuur. Om de voedselzekerheid te verhogen, is daarom allereerst een verbetering van de lokale productie en beschikbaarheid van voedsel noodzakelijk en een verhoging van de koopkracht om voedsel te bemachtigen.
Trends in bevolking en dieet Waar het echter in het betoog van Dijkhuizen om gaat, zijn de verwachte trends in bevolking en dieetverandering in de toekomst. De verwachting is dat er in 2050 zo'n negen miljard mensen op de wereld zijn en dat die gemiddeld genomen meer vlees en zuivel gaan consumeren, met name door de toenemende welvaart in opkomende economieën als Brazilië, China en India.4 Dat betekent dat de voedselproductie per hectare sterk moet toenemen of dat veel land moet worden omgezet in landbouwgrond ten koste van de biodiversiteit. Met de stelling van Dijkhuizen dat we meer moeten produceren per hectare (gemiddeld een verdubbeling) met minder gebruik van grondstoffen en chemische hulpmiddelen, was dan ook niemand het oneens. Maar wel dat intensivering dan de beste richting is omdat intensieve landbouw “per kilogram product de minste ruimte vergt en de minste broeikasgassen uitstoot” en dat de “Nederlandse efficiëntie en innovatiekracht” daarbij het voorbeeld zijn.
Intensivering of niet: maatwerk nodig Waar ging het in de reacties om? De emoties daarover hebben allereerst te maken met het
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 21
Het web rond voedsel | Prof. dr. ing. W. de Vries, Intensivering landbouw of honger: is dat het echte dilemma?
21 lijk is voor de achteruitgang van de bijenstand. Bijen zijn essentieel voor de bestuiving en daarmee voor de opbrengst van gewassen.
Nederland moet ‘duurzamer’
feit dat de intensieve veehouderij in Nederland tot een groot mestoverschot heeft geleid met negatieve effecten op de kwaliteit van lucht, bodem en het water en afname van de biodiversiteit door verhoogde depositie en uitspoeling van stikstof en fosfaat. Dat komt vooral omdat Nederland enorme hoeveelheden soja (circa 15% van het veevoer) uit de tropen, met name Brazilië, importeert ten behoeve van de veeteelt in ons land. Nederland is de grootste soja-importeur in de Europese Unie en de op één na grootste ter wereld. Daardoor wordt op plekken elders in de wereld de grond verarmd, terwijl in Nederland stikstof- en fosfaatoverschotten ontstaan. Meer in het algemeen is de terechte kritiek dat je niet alleen moet kijken naar de efficiëntie in termen van broeikasgasemissies. Dat is een mondiaal probleem, maar de meeste milieuproblemen zijn vooral regionaal en je moet zorgen dat je de draagkracht van het milieu in die regio niet overstijgt. Doordat de intensieve landbouw de mest op een kleiner oppervlak concentreert, ontstaan genoemde problemen met de kwaliteit van lucht, bodem en water, en afname van de biodiversiteit. Bovendien gaat intensieve landbouw veelal gepaard met gebruik van pesticiden, wat mogelijk mede verantwoordeZICHT 2012-4 | december 2012
In Nederland moet de landbouw dus niet intensiever, maar vooral duurzamer, waarbij het sluiten van kringlopen van meststoffen als stikstof en fosfaat van groot belang is. Ook in de opkomende economieën zoals China, India en Brazilië is intensivering in de meeste gevallen niet het antwoord. Gewassen worden in deze gebieden veelal geproduceerd door honderden miljoenen boeren op kleine percelen, waardoor het gebruik van een aantal geavanceerde agrarische technologieënmoeilijk is. Daar waar het wel mogelijk is, zijn moderne gewasvariëteiten al op grote schaal gebruikt, is bemesting al veelal dermate hoog dat er sprake is van een overdosis, met grote bijbehorende milieuschade,en irrigatiemogelijkheden zijn in veel gebiedenbeperkt. In die gebieden is vaak ook sprake van opbrengstderving door degradatie van de bodemkwaliteit als gevolg van de intensieve landbouwmethoden.5
Afrika moet ‘intensiever’ In grote delen van Afrika moet de landbouw echter wel intensiever worden om meer mensen te kunnen voeden. In die landen is sprake van een enorm verschil tussen de technisch mogelijke productie en de feitelijke productie. Daar is behoefte aan meer input als goed zaad en kunstmest om de productie per hectare te verhogen. Beschikbaarheid van water en meststoffen zijn daarbij de eerste vereisten, maar ook een goede infrastructuur. Dat laatste ontbreekt in veel gevallen. Daarnaast zijn veel boeren te arm om kunstmest te kopen. Je moet dan werken aan een systeem van
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 22
Het web rond voedsel | Prof. dr. ing. W. de Vries, Intensivering landbouw of honger: is dat het echte dilemma?
22 subsidies door bijvoorbeeld internationale instanties in samenwerking met lokale overheden.6 Door schaarste aan grondstoffen zullen de prijzen van kunstmest in de toekomst echter verder stijgen. In situaties waarin kunstmest voor boeren te duur is, is het gebruik van groenbemesters, die de stikstofvoorraad in de bodem doen toenemen, dan een heel goede manier om de productie te doen stijgen. Een voorbeeld hiervan is de implementatie van boslandbouwsystemen (het planten van stikstofbindende bomen tussen gewassen). Uit onderzoek in Malawi bleek dat opbrengsten hierdoor stegen van een ton per hectare naar twee tot drie ton per hectare.7 Er is dus geen blauwdruk, je moet op maat gesneden oplossingen bedenken.
In Nederland moet de landbouw dus niet intensiever, maar vooral duurzamer, waarbij het sluiten van kringlopen van meststoffen als stikstof en fosfaat van groot belang is.
optie is waarbij dit verlies niet optreedt. Tenslotte lijken mensen als Dijkhuizen en Fresco op voorhand een forse groei van de vleesconsumptie te accepteren, terwijl dit het voedselproductiesysteem veel ineffectiever maakt. Met de wereldwijde toename van de vleesconsumptie stijgt ook de vraag naar veevoer en daarmee de vraag naar gewassen voor dierlijk voedsel in plaats van gewassen voor menselijke consumptie. Minder vlees eten ligt dan ook voor de hand.
Gedrag: een blinde vlek? Dit laatste aspect, consumptiegedrag, is iets wat geheel ontbreekt in de visie van Dijkhuizen. Zijn accent ligt op intensivering en innovatie. Daarachter ligt ook een wereldvisie: vooruitgangsgeloof in technocratische oplossingen waarbij ‘high-tech-landbouw’ op termijn alles kan oplossen zonder dat gedragsverandering nodig is. En het is juist dat aspect van de menselijke mateloosheid (overconsumptie van vlees, uitputting van de aarde, oneerlijke handel) wat mede tot ‘onduurzaamheid’ en honger leidt. Als hier geen verandering in optreedt, zal dit in de toekomst alleen maar erger worden.
Ecologische principes Andere oplossingen Er zijn echter nog heel wat andere mogelijkheden om het hongerprobleem te verminderen. Wereldwijd gaat nu dertig tot veertig procent aan voedsel verloren door bederf en door weggooien. Als je die voedselverspilling tegengaat, en de distributie beter organiseert, is er al een wereld gewonnen. Daarnaast gaat een groot deel van de calorieën verloren bij de productie van biobrandstoffen, terwijl bijvoorbeeld zonne-energie een ZICHT 2012-4 | december 2012
Daarnaast is er bij de huidige productiewijze sprake van een sterke uitputting van voedingsstoffen, zoals stikstof en fosfaat, en andere grondstoffen - een situatie die pas verandert als de kringlopen daarvan van worden gesloten. In dit kader zijn de principes van biologische landbouw navolgenswaard zonder het principe van ‘geen kunstmestgebruik’ volledig over te nemen. De landbouwmethoden moeten een verbinding zoeken tussen gelijktijdig een verhoging van voedselzekerheid en een vermindering van klimaat-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 23
Het web rond voedsel | Prof. dr. ing. W. de Vries, Intensivering landbouw of honger: is dat het echte dilemma?
23 verandering en van de uitputting van grondstoffen. Dit vereist dat het beheer worden gebaseerd op verschillende ecologische principes te weten: (1) verhogen van de efficiëntie van nutriëntgebruik door kringloop-
Het is juist dat aspect van de menselijke mateloosheid wat mede tot ‘onduurzaamheid’ en honger leidt. Als hier geen verandering in optreedt, zal dit in de toekomst erger worden. landbouw; (2) verbetering van de bodemkwaliteit door recycling van biomassa waardoor het organische stofgehalte van de bodem wordt verhoogd; (3) het minimalise-
ren van verliezen aan water en voedingsstoffen door optimaal watermanagement en precisiebemesting; (4) verhoging van de biologische en genetische diversiteit aan gewassen; (5) het verbeteren van biologische plaagbestrijding waardoor het gebruik van pesticiden wordt geminimaliseerd.8
Uitleiding Samenvattend kun je zeker stellen dat het met het oog op de wereldvoedselvoorziening van belang is dat de productie per hectare omhoog gaat, vooral in de gebieden waar de productie nu laag is en dat liefst met verlaging van de input aan kunstmest, pesticiden en energie. Productieverhoging is echter niet de enige mogelijkheid om het probleem aan te pakken. En de stelling dat dit moet door intensivering alleen is een versimpeling. Daarvoor geldt de waarschuwing:” there are no simple, blueprint solutions that have universal application”4.
Noten 1 Louise O. Fresco, Hamburgers in het paradijs. Voedsel in tijden van schaarste en overvloed, Prometheus, 520 blz. 2 Dit lijkt een sterke overschatting. De geschatte productie per ha in de biologische landbouw ligt gemiddeld maar zo’n 25% lager dan in de gangbare. Bij de dierlijke productie zijn de verschillen groter, maar dan nog geldt dat biologische landbouw eerder twee dan zes maal zo veel grondbeslag vraagt. (De Ponti, T. B. Rijk and M.K. van Ittersum, 2012. The crop yield gap between organic and conventional agriculture. Agricultural Systems 108: 1-9.) 3 Zie: http://www.trouw.nl/tr/nl/4332/Groen/article/detail/3310252/2012/09/03/Of-intensieve-landbouw-of-honger.dhtml 4 Foresight. The Future of Food and Farming (2011). Final Project Report. The Government Office for Science, London. 5 Fan, M., J. Shen, L. Yuan, R. Jiang, X. Chen, W.J. Davies and F.S. Zhang, 2011. Improving crop productivity and resource use efficiency to ensure food security and environmental quality in China. Journal of Experimental Botany, doi:10.1093/jxb/err248. 6 Denning G, Kabambe P, Sanchez P, Malik A, Flor R, Harawa R, Nkhoma P, Zamba C, Banda C, Magombo C. 2009. Inputsubsidies to improve smallholder maize productivity in Malawi: toward an African Green Revolution. PLoS Biology 7, 2–10. 7 Garrity, D.P., F.K. Akinnifesi, O.C. Ajayi, S.G. Weldesemayat, J.G. Mowo, A. Kalinganire, M. Larwanou & J. Bayala, 2010. Evergreen agriculture: a robust approach to sustainable food security in Africa. Food Security 2 (3), 197-214. Zie ook de bijdrage van Karel de Vries P. 69 e.v. 8 De Schutter, O. and G. Vanloqueren, 2011. The New Green Revolution: How Twenty-First-Century Science Can Feed the World. Solutions for a sustainable an desirable future Volume 2 (4): 33-44; zie http://www.thesolutionsjournal.com/node/971
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 24
Het web rond voedsel | Prof. dr. E. Dijkgraaf, Column focus
Geef ons heden ons dagelijks brood De economische crisis is een goede leermeester. De mens leert daardoor weer afhankelijk te zijn. Nu zijn goede leermeesters niet altijd de prettigste. Wij zijn liever onafhankelijk. We prefereren voor ons zelf te kunnen zorgen. Maar wie zijn baan verliest of fors minder overhoudt, vraagt zich ineens af of dat nog wel gaat. Dan stijgt de onzekerheid en dat voelt niet prettig. Maar heeft God ons juist niet meegegeven dat er belangrijker zaken zijn? De moderne mens is gewend om te plannen. We maken ons nogal eens druk over de koopkracht volgend jaar, in 2017 en na ons pensioen Deo volente. Maar de bede ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ wijst op een afhankelijkheid van de Heere, van dag tot dag. Natuurlijk sluit dat niet uit dat we verstandig met ons leven moeten omgaan. Ook sluit het niet uit dat ‘Den Haag’ via wetgeving heldere en eerlijke kaders moet bieden voor de langere termijn. Maar toch is de oproep aan ons om dagelijks afhankelijk te zijn. Een wijze les. Het zou een goede zaak zijn als de crisis weer snel voorbij is. Dat gun je die werknemer die nu op straat staat. Dat gun je die werkgever wiens bedrijf op de klippen dreigt te lopen. Maar is ons geloof groot genoeg om ook dán afhankelijk te zijn van Hem, Die alle dingen regeert? Laat ons gebed in vooren tegenspoed oprecht mogen zijn: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’. Dan zitten we niet langer zelf op de troon, maar weten we ons afhankelijk van de grote Gever. Dan zal het goed zijn, met of zonder crisis. Elbert Dijkgraaf Lid van de SGP-fractie in de Staten-Generaal
Foto: Cees van der Wal
focus
24
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 25
Het web rond voedsel | Dr. ir. J. Bremmer, Het (politieke) belang van het agrofoodcomplex
25
thema
De landbouw is decennialang voorwerp geweest van politieke aandacht. Deze aandacht heeft zich niet beperkt tot het debat en de daaruit voortvloeiende regelgeving maar betrof ook financiële steun. De laatste jaren is de kritiek daarop aangezwollen. Maar wat zijn nu de argumenten om de agrarische sector te steunen en heeft deze sector wel voldoende toekomstperspectief in Nederland?
Dr. ir. J. Bremmer, senior onderzoeker Landbouw Economisch Instituut
Het (politieke) belang van het agrofoodcomplex In dit artikel wil ik nagaan of de kritiek op de landbouwsector en vooral op de steun daaraan terecht is. Ik doe dit op de volgende wijze. Eerst wil ik de economische betekenis van het agrocomplex duiden door aan te geven welke onderdelen daarvan deel uitmaken, de toegevoegde waarde die het genereert en de werkgelegenheid die het biedt. Vervolgens wil ik nagaan welke argumenten er zijn om de land- en tuinbouw te steunen, zowel vanuit economisch als vanuit staatkundig-geZICHT 2012-4 | december 2012
reformeerd perspectief. Daarna wil ik ingaan op het toekomstperspectief van het agrocomplex in Nederland in relatie tot internationale ontwikkelingen en wat daar politiek voor nodig is.
Het Nederlandse agrofoodcomplex Een klassieke indeling van de economie in hoofdsectoren bestaat uit landbouw (primaire sector), de industrie (secundaire sector) en de dienstensector (tertiaire sector). Later is
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 26
Het web rond voedsel | Dr. ir. J. Bremmer, Het (politieke) belang van het agrofoodcomplex
26 Sector
Bruto toegevoegde waarde (mld euro)
Werkgelegenheid (x 1.000 arbeidsjaren)
Agrocomplex
Agrocomplex
Agrocomplex
totaal
binnenlandse
totaal
agr. grondstoffen Land- en tuinbouw
8,9
6,3
Agrocomplex binnenlandse agr. grondstoffen
194
161
akkerbouw
0,9
16
tuinbouw
3,9
70
veehouderij
1,3
73
visserij Verwerkende industrie
0,1
2
14,3
4,7
105
38
Toeleverende industrie
15,8
10,5
209
135
Distributie
12,4
3,3
193
334
Totaal Agrocomplex
51,4
24,9
701
388
In % van nationaal totaal
10,0
4,8
10,4
5,7
Tabel 1. Bruto toegevoegde waarde (mld euro) en werkgelegenheid van het agrocomplex in 2009
daar de non-profit sector (quartaire sector), waaronder overheid, onderwijs en onderzoek vallen, aan toegevoegd. De landbouw is in ontwikkelde landen zoals Nederland veruit de kleinste sector. In ontwikkelingslanden is het doorgaans de grootste sector. In deze indeling beperkt de primaire sector zich tot de productie. De verwerking behoort tot de secundaire sector en de handel tot de dienstensector. Het agrocomplex bestaat uit verschillende onderdelen. In de meest brede definitie bestaat het agrocomplex uit het complex gebaseerd op de binnenlandse productie, activiteiten van hoveniers, bosbouwers en agrarische dienstverleners en de industrie die in het buitenland geproduceerde agrarische grondstoffen zoals cacao en drank verwerkt. De productiekolom betreft de toelevering, productie, verwerking en distributie van agrarische producten. Het economische belang van het agrocomplex kan op meerdere manieren geduid worZICHT 2012-4 | december 2012
den. Een belangrijk kengetal is de bruto toegevoegde waarde, populair gezegd, het verschil tussen de productiewaarde die de sector verlaat en de grondstoffen en materialen die in het productieproces gebruikt worden. Een andere belangrijke indicator is werkgelegenheid. In tabel 1 zijn de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid weergegeven in 2009 voor het gehele agrocomplex en voor het agrocomplex alleen gebaseerd op de binnenlandse agrarische grondstoffen. De totaalcijfers zijn tevens uitgedrukt als percentage van de omvang van de gehele nationale economie. Tabel 1 laat ons zien dat het gehele agrocomplex 10% van de nationale economie bedraagt. Het complex gebaseerd op de binnenlandse productie is ongeveer de helft daarvan. Binnen het agrocomplex neemt de primaire productie minder dan 20% in, ofwel minder dan 2% van de nationale economie. De cijfers voor de werkgelegenheid verschil-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 27
Het web rond voedsel | Dr. ir. J. Bremmer, Het (politieke) belang van het agrofoodcomplex
27 len daarvan niet zoveel, zij het dat het aandeel van het agrocomplex gebaseerd op de binnenlandse grondstoffen ruim de helft bedraagt. Overigens zijn deze cijfers een momentopname. De omvang van het agrocomplex gemeten in toegevoegde waarde en daarmee het aandeel in de nationale economie, kan sterk fluctueren tussen de jaren. Dit hangt samen met het feit dat het in de land- en tuinbouw gaat om biologische productieprocessen waarvan de productieomvang jaarlijks sterk kan variëren, afhankelijk van onder meer het weer, en de prijzen die sterk kunnen schommelen. Hoe groot deze schommelingen kunnen zijn zien we aan de aardappelprijzen. Een akkerbouwer heeft 12 cent per kg nodig om kostendekkend te kunnen produceren. Vanwege de grote productieomvang was de prijs in 2011 3 cent per kg, terwijl de boeren nu profiteren van tekorten in de ons omringende landen, waardoor de prijs dit seizoen ruim boven de 12 cent per kg uitkomt. Internationaal onderscheidt het Nederlandse agrocomplex zich door een sterke positie van de tuinbouw en de intensieve veehouderij. Beide sectoren zijn sterk afhankelijk van de export. Binnen Nederland neemt het belang van de tuinbouw toe, en van de intensieve veehouderij af.
gie) en de voedselveiligheid. Hoewel dit minder op nationaal niveau aan de orde is, maar des te meer op Europees niveau, is de inkomenssteun aan boeren een belangrijk thema. In 2010 werd niet minder dan 44 miljard euro (36% van het totale EU-budget) uitgegeven aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het overgrote deel daarvan bestaat uit directe inkomenssteun. Wat zijn de redenen voor deze financiële steun? Waarom wil de overheid ingrijpen in economische processen die idealiter aan het vrije marktmechanisme worden overgelaten? De economische theorie gaat uit van het adagium dat we streven naar maximale welvaart. Dit wordt idealiter bereikt wanneer het marktmechanisme de vrije hand krijgt om vraag en aanbod met elkaar in evenwicht te brengen. De overheid kan ingrijpen wanneer de markt faalt.
Internationaal onderscheidt het Nederlandse agrocomplex zich door een sterke positie van de tuinbouw en de intensieve veehouderij. Beide sectoren zijn sterk afhankelijk van de export.
Waarom landbouwpolitiek?
Steun niet alleen economisch gemotiveerd
De overheid bemoeit zich veelvuldig en op velerlei wijze met het agrocomplex in het algemeen, en met de primaire productie in het bijzonder. Belangrijke thema’s in dit verband zijn de eisen aan dierenwelzijn, de effecten van de landbouw op het milieu (denk aan het mestoverschot, gewasbescherming en ener-
De reden voor de overheid om de landbouw te steunen is overigens niet alleen economisch gemotiveerd. In de eerste plaats leveren de land- en tuinbouw een belangrijke bijdrage aan de vervulling van één van de primaire levensbehoeften, namelijk voedsel. De overheid rekent niet alleen voedselveiligheid,
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 28
Het web rond voedsel | Dr. ir. J. Bremmer, Het (politieke) belang van het agrofoodcomplex
28 maar ook voedselzekerheid tot zijn verantwoordelijkheid. Er dient voldoende en gevarieerd voedsel tegen aanvaardbare prijzen voor iedereen beschikbaar te zijn. Dit is ook de meest oorspronkelijke reden voor landbouwpolitiek. In de tweede plaats heeft de primaire productie een aantal specifieke eigenschappen die vanuit de economische theorie verklaren waarom steun nodig is. De vraag van consumenten naar voedsel is relatief ongevoelig voor de prijs. We gaan niet meer aardappelen eten als ze goedkoop zijn.
Een boer blijft produceren, zolang de opbrengsten de variabele kosten overstijgen. Op langere termijn is het aanbod van voedsel ook relatief stabiel. Het aantal hectaren dat beplant wordt met aardappels of graan verandert maar weinig. We noemen dit dat vraag en aanbod van land- en tuinbouwproducten prijsinelastisch zijn. De omvang van de oogst fluctueert echter vanwege het biologische productieproces dat afhankelijk is van de natuurlijke omstandigheden. Als gevolg hiervan schommelen ook de jaarlijkse financiële opbrengsten van land- en tuinbouwproducten aanzienlijk. Een tweede eigenaardigheid van de agrarische sector is dat de productie veelal plaatsvindt op kleine gezinsbedrijven, waarop het merendeel van de arbeid en het kapitaal door de eigenaar en zijn gezin geleverd worden. De individuele boer of tuinder is te klein om de prijs van zijn product te beïnvloeden. Deze is voor hem een gegeven. Hij heeft veelal de grond in eigendom of pacht en is niet in staat om op korte termijn ZICHT 2012-4 | december 2012
te besluiten zijn arbeid, grond en kapitaal aan te wenden voor andere doelen waarmee meer verdiend kan worden. Dat betekent in de praktijk dat hij blijft produceren, zolang de opbrengsten de variabele kosten overstijgen. Arbeid, grond en kapitaal in de land- en tuinbouw kennen een lage mobiliteit. De combinatie van beide eigenaardigheden leidt ertoe dat de primaire productie vanuit economisch perspectief in veel jaren en op veel bedrijven verliesgevend zijn. Verliesgevend wil zeggen dat de boer met de inzet van zijn arbeid en kapitaal in andere sectoren meer inkomen zou kunnen verwerven. Verliesgevend wil echter niet automatisch zeggen dat bedrijven noodgedwongen beëindigd moeten worden. Wanneer de boer met de inzet van zijn arbeid en kapitaal voldoende inkomen verwerft om van rond te komen met zijn gezin, zal hij zijn bedrijf kunnen blijven voortzetten. Zonder ingrijpen van de overheid zullen boeren en tuinders veelal opereren op de rand van het bestaansminimum en zullen de voedselprijzen van jaar op jaar sterk fluctueren. Het argument van voedselzekerheid in combinatie met een stabiel prijsniveau is daarom nog steeds relevant.
Van prijssteun naar inkomenssteun In de periode na de Tweede Wereldoorlog is de basis gelegd voor de huidige landbouwpolitiek. Een belangrijke grondlegger daarvan was de Nederlander Sicco Mansholt, lange tijd eurocommissaris voor de Landbouw. In de beginperiode vond deze steun plaats door middel van prijssteun. Dit leidde echter tot de situatie dat de productieomvang meer dan evenredig werd gestimuleerd, waardoor er mede vanwege de technische vooruitgang enorme overschotten ontstonden. Denk aan
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 29
Het web rond voedsel | Dr. ir. J. Bremmer, Het (politieke) belang van het agrofoodcomplex
29 de melkplas, de boterbergen en de graanhopen in de jaren tachtig. Om die reden is productieomvang van een aantal producten beperkt en zijn productierechten ingevoerd. Daardoor kon de prijs kunstmatig verhoogd worden. Inmiddels is de prijssteun vervangen door inkomenstoeslagen, waardoor het economische proces van vraag en aanbod zomin mogelijk verstoord wordt, en lange termijn ontwikkelingen om vraag en aanbod in evenwicht te houden overeind blijven. Dit schept ook perspectief op het afschaffen van productierechten die de toetreding tot deze sectoren en bedrijfsovername onevenredig duur maken.
Toekomst van het agrofoodcomplex Welke ontwikkelingen zijn er in het Nederlandse agrocomplex te verwachten? Wereldwijd neemt de vraag naar voedsel toe. Dit komt enerzijds door de groei van de wereldbevolking en anderzijds door een groeiende vraag naar voedsel in opkomende economieën zoals China. Tegelijkertijd is een deel van het productieareaal het afgelopen decennium gebruikt voor de productie van biobrandstoffen, waardoor de schaarste aan voedselgewassen toenam. Als gevolg daarvan zijn prijzen gestegen, niet alleen van voedsel, maar ook van veevoeders. Nederland kan daarvan gedeeltelijk profiteren. De akkerbouw en de melkveehouderij heeft baat bij deze schaarste, de intensieve veehouderij niet. Zij wordt geconfronteerd met hogere prijzen voor veevoeders. Tegelijkertijd neemt de concurrentie toe. Landen zoals Brazilië waar grond en arbeid goedkoper zijn, hebben grote concurrentievoordelen. Nederland is een klein land met een hoge bevolkingsdichtheid in een deltagebied waar arbeid en grond duur zijn. Dat betekent dat een hoge toegeZICHT 2012-4 | december 2012
voegde waarde per ha gerealiseerd moet worden om enigszins kostendekkend te kunnen produceren. De afgelopen decennia hebben duidelijk gemaakt dat het milieu grenzen stelt aan de omvang van bepaalde sectoren. De mestproblematiek beperkt bijvoorbeeld de productieomvang van de veehouderij. De
Het verlenen van directe inkomenssteun is daarom gerechtvaardigd. Het is echter niet aan te raden om bedrijfsovernames te subsidiëren. afzet en verwerking van mest werken kostprijsverhogend. Het is daarom te verwachten dat de groeimogelijkheden zich met name in de tuinbouw voordoen. Een andere trend is schaalvergroting: voortdurend worden bedrijven beëindigd en wordt de productiecapaciteit door andere bedrijven ingevuld doordat deze bedrijven groeien. Opvolgingsperspectief en winstgevendheid hangen samen. De best presterende bedrijven blijven in deze struggle for life boven liggen.
Waardering van overheidsingrijpen en toekomstperspectief Hoe moeten we de overheidsbemoeienis vanuit staatkundig gereformeerd perspectief waarderen? In het beginselprogram van de SGP zijn hiervoor een paar mooie principes te vinden. Artikel 6 geeft bijvoorbeeld aan dat de overheid geroepen is recht en gerechtigheid te oefenen, goed rentmeesterschap
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 30
Het web rond voedsel | Dr. ir. J. Bremmer, Het (politieke) belang van het agrofoodcomplex
30 dient te betrachten en een schild der zwakken behoort te zijn. Artikel 23 rept van overheidshulp bij het verwerven van een behoorlijk bestaan en het stimuleren van het particulier initiatief en verantwoordelijkheidsbesef gericht op rechtmatig en niet-verspillend optreden in het maatschappelijk leven. Hoe kunnen we deze beginselen verbinden aan een verantwoorde vorm van landbouwpolitiek? Het is van belang om na te denken hoe de economische theorie over overheidsingrijpen zich verhoudt tot politieke beginselen. De hiervoor genoemde beginselen reppen niet over welvaartsmaximalisatie, maar veel meer over gerechtigheid, rentmeesterschap en bescherming van de zwakken. Op het eerste gezicht ontbreken deze noties in de economische benadering. Toch is dit maar ten dele het geval. De eigenschappen van de landbouw laten zien dat producenten van voedsel, met name de basale voedingsmiddelen in het spel van vraag en aanbod veelal de onderliggende partij zijn. Overheidsingrijpen is nodig om dat evenwicht te herstellen. Indirect is dat ook in het belang van de consument, die daardoor
kan rekenen op voldoende en betaalbaar voedsel. Het verlenen van directe inkomenssteun is daarom gerechtvaardigd. Het is echter niet aan te raden om bedrijfsovernames te subsidiëren. Het is juist dat bedrijfsovernames in de land- en tuinbouw prijzig zijn. Dit vloeit rechtstreeks voort uit de gebrekkige winstgevendheid enerzijds en de schaarste aan ruimte anderzijds. Het systeem van productierechten dat daaraan gekoppeld is, maakt dit ook duurder. Het subsidiëren van bedrijfsovernames houdt echter minder efficiënte productie in stand en belemmert andere bedrijven te groeien. Dit leidt uiteindelijk tot verlies aan concurrentiekracht. Overigens betekent dit niet dat er ongelimiteerde groei van bedrijven mogelijk moet blijven. Deze groei kan alleen maar worden toegestaan wanneer elementaire regels van goed rentmeesterschap gerespecteerd worden. Internationaal is er op dat vlak geen level-playing field. Nederland stelt doorgaans hoge eisen aan duurzaamheid van de productie. Dit brengt voor ondernemers extra kosten met zich mee die niet of slechts ten dele kunnen worden doorberekend aan de klant. Dit rechtvaardigt eveneens financiële compensatie door de overheid.
Geraadpleegde literatuur Jongeneel, R.A. (2001) Landbouwpolitiek, waarom en hoe? Massink, H.F. e.a. (1995) Met zorg boeren; SGP-visie op de landbouw (publicatie WI-SGP), Den Hertog, Houten Berkhout, P. e.a. (2011) In perspectief; over de toekomst van de Nederlandse agrosector. LEI, rapport 2011-051 Leeuwen, M. van, T. de Kleijn en B. Pronk (2012) Het Nederlandse agrocomplex 2011. LEI, rapport 2011-081 Berkhout P. en P. Roza (red.) (2012) Landbouw-Economisch Bericht 2012. LEI, rapport 2012-038 Oskam A., G. Meester en H. Silvis (red.) (2010) EU policy for agriculture, food and rural areas, Wageningen AcademicPublishers. Program van Beginselen, zoals vastgesteld op de Algemene Vergadering van de SGP d.d. 26 februari 2000.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 31
Het web rond voedsel | Ewout van Lagen en Arjan de Waerdt, Wat vinden SGP’ers van duurzaamheid?
31
thema
Van verschillende kanten en door diverse personen is de laatste jaren gesteld dat er binnen de SGP-achterban en binnen de reformatorische kerken te weinig aandacht is voor het thema duurzaamheid. Van de tweeledige Scheppingsopdracht ‘bouwen en bewaren van de aarde’ komt het tweede aspect er vaak maar bekaaid af. Dit artikel presenteert de uitkomsten van een beperkt opgezet onderzoek naar de mening van SGP-stemmers over rentmeesterschap.
Ewout van Lagen en Arjan van de Waerdt, oud-lid en oud-voorzitter commissie Duurzame Ontwikkeling en Landbouw van SGP-jongeren
Wat vinden SGP’ers van duurzaamheid? Milieu, rentmeesterschap en zorg voor de schepping vormen een thema dat veel discussie veroorzaakt. Vaak komt dat door de complexiteit en onzekerheid van een groot aantal factoren (klimaat, biodiversiteit). Als er al een gedeelde diagnostiek is, dan is de oplossing vaak reden tot onenigheid (milieueconomie, intensieve versus biologische landbouw). Echter, de natuurlijke omgeving is meer dan alleen een academische splijtzwam. Het raakt ieders leven: natuur is altijd ergens verbonden met cultuur. Ook in reformatoriZICHT 2012-4 | december 2012
sche kringen: daar wordt materialisme vaak genoemd als één van de oorzaken dan wel symptomen van de uitholling van de zogenaamde refozuil. Materialisme raakt via overconsumptie echter ook onze ecologische voetafdruk. Naast deze recente discussie over materialisme zijn scheppingszorg, matigheid en ascese tijdloze noties in het christelijk gedachtegoed. Verder kunnen economische, politieke of sociale interactie ons dwingen tot een reflectie op de omgang met biodiversiteit, hulpbronnen, milieuoverlast en landschapsinrichting.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 32
Het web rond voedsel | Ewout van Lagen en Arjan de Waerdt, Wat vinden SGP’ers van duurzaamheid?
32 Met alle principiële en pragmatische triggers is echter niet gezegd dat onze omgang met de ecologische omgeving respectievelijk verantwoord en/of verstandig is. Prominente en minder prominente SGP’ers hebben de laatste jaren verscheidene malen benadrukt dat er binnen de SGP en de daarmee sympathiserende kerken te weinig aandacht is voor het milieu (Verhoeks en Verhoeks 20081; Jansen 20092; De Vries 20123). Ook zou de SGP tot de christelijk-sociale beweging gerekend kunnen worden, die volgens de bundel Een Schrijnend Gebrek te weinig aandacht schenkt aan de notie rentmeesterschap (Van Dijk 20114). De onderbouwing van die bewering is gebaseerd op het aantal duurzaamheidpioniers van christelijk-sociale signatuur en de lijst van congresthema’s van het Christelijk Sociaal Congres. De vraag is echter in hoeverre studeerkamerdiscussies, beschouwingen en prikkelende debatten te extrapoleren zijn naar de politieke agenda en de leefwereld van de gemiddelde Nederlander, en vice versa. Niet dat daarmee het belang van bezinning gebagatelliseerd wordt; het dient slechts ter observatie. In de praktijk zou de bottom-up, breed gedragen mening van de gemiddelde kiezer en partijbestuurder veel meer bepalend kunnen zijn voor onder meer concrete politieke resultaten dan politiek-filosofische discussies die (nog?) geen mainstream zijn. De voedingsbodem voor rentmeesterschap bij SGP-kiezer en –politicus blijft echter weinig onderzocht. In dit artikel proberen wij daartoe een aanzet te doen en presenteren we de resultaten van een klein onderzoek naar de mening van SGP-stemmers over rentmeesterschap.
Onderzoeksopzet Alhoewel dit onderzoek niet gericht is op een ZICHT 2012-4 | december 2012
kwantitatieve vergelijking naar energieverbruik, consumptiepatronen en andere concrete uitingen van scheppingszorg, ligt de nadruk wel op de toepassing van rentmeesterschap in alledaagse, soms ethisch lastige vraagstukken. In oktober 2012 is een digitale enquête verspreid onder ontvangers van de elektronische nieuwsbrief van WI-SGP met 15 stellingen over verschillende thema’s: klimaat, energie, natuur, landbouw. Daarbij werd ook gepeild naar de mening over de verantwoordelijkheden van verschillende actoren.
De natuurlijke omgeving is meer dan alleen een academische splijtzwam. Het raakt ieders leven: natuur is altijd ergens verbonden met cultuur. Er zijn 341 bruikbare reacties ontvangen. Ruim 60 procent is op enigerlei manier bekend met de agrarische sector (beroep, relaties, leefomgeving of komaf). De respondentengroep laat een evenwichtige verdeling zien over leeftijd en opleidingsniveau. Wel is sprake van een hoog percentage mannelijke respondenten (84%).
Milieu Drie stellingen richten zich op het energieverbruik. Zo’ n 91% van de respondenten treft maatregelen om het energieverbruik in het huishouden of de privé-omgeving laag te houden. Uit de gegeven toelichtingen blijkt dat deze maatregelen zowel gaan om technologie (spaar- of LED-lampen, HR-ketel, zonnepane-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 33
Het web rond voedsel | Ewout van Lagen en Arjan de Waerdt, Wat vinden SGP’ers van duurzaamheid?
33 len, isolatie, houtkachel) als om gedragsmaatregelen (bezit en/of gebruik van computer/huishoudelijke apparaten/oven, waterverbruik, bedtijd, hoogte van thermostaat, kleding, rijstijl, sluiten gordijnen). De stelling Ik heb hiervoor maatregelen genomen die om een investering vroegen (bijvoorbeeld een zonneboiler) beantwoordt 32% bevestigend. De redenen om niet te investeren waren divers: rendeert niet, geen eigen huis, niet nodig, weerstand tegen commercie, te lange terugverdientijd, ruimtegebrek op dak voor zonnepanelen/-boiler, te hoge kosten, onvoldoende ontwikkelde technologie. Verschillende respondenten gaven aan plannen te hebben voor investeringen in met name zonne-energie. Maar investeringen in zuiniger transport werden weinig genoemd. 64 procent van de respondenten antwoordde positief op de stelling Wanneer ik kan kiezen om met de auto of met het openbaar vervoer te reizen, kies ik meestal voor de auto. De kloof tussen kleine maatregelen dichtbij en globale thema’s blijft echter groot. Bij De wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide (CO2) en andere wereldwijde milieuproblemen interesseren me niet bedraagt het percentage ‘eens’ 11%. Ook het minder abstracte biodiversiteitsverlies is problematisch. Bij de enige stelling over de natuur beaamde 50% dat zij een probleem als afnemende soortenrijkdom als te ingewikkeld te ervaren om er wat tegen te doen.
Landbouw Vier verschillende stellingen waren direct of indirect, nl. via voedselconsumptie, te herleiden tot landbouw. Bij de stelling Ik eet minimaal één keer per week vegetarisch waren drie ZICHT 2012-4 | december 2012
reactiemogelijkheden geboden: eens (27%), oneens (70%) en onbekend (3%). Wanneer gevraagd werd naar de motivatie, bleek dat vaak onbewust vleesloos gegeten wordt (denk bijvoorbeeld aan champignonsoep). Aangezien vaak ‘onbewust vleesloos gegeten wordt’, dan is het duidelijk dat, gelet op het lage percentage ‘onbekend’, deze motivatie in veel gevallen niet tot de keuze ‘onbekend’ heeft geleid. Wanneer wel bewust incidenteel of structureel vegetarisch gegeten werd, waren de aangevoerde redenen: principes, ‘omdat het een onsje minder kan’, gezondheid, officieel dieet en smaak.
Verschillende respondenten gaven aan plannen te hebben voor investeringen in met name zonne-energie. Maar investeringen in zuiniger transport werden weinig genoemd. Wanneer ik in de supermarkt vlees koop, kijk ik vooral naar prijs en vleeskwaliteit en niet hoe het vlees geproduceerd is werd door een meerderheid van 69% bevestigd. De beeldvorming en meningen over de productiewijze hangen onder andere af van hoe dieren gehuisvest worden. 53% vond het zorgelijk dat stallen en bedrijven in de veehouderij steeds groter worden. De stelling over de bredere perceptie van die productiewijze Dieren in de Nederlandse veehouderij worden nog steeds te veel behandeld als gebruiksvoorwerp en productiemiddel werd door 56% positief beantwoord (dat is iets hoger). Je
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 34
Het web rond voedsel | Ewout van Lagen en Arjan de Waerdt, Wat vinden SGP’ers van duurzaamheid?
34 zou hieruit kunnen opmaken dat een deel van de mensen wel onbehagen voelt over de wijze waarop dieren gehouden, maar dat niet laten meewegen bij de inkoop van vlees.
Verantwoordelijkheden Het laatste cluster vragen behandelt de verdeling van verantwoordelijkheden en bijbehorende bewustwording. Van de respondenten sloot 77% zich aan bij de stelling dat het christelijke principe ‘rentmeesterschap’ in de praktijk iets anders betekent dan het algemene principe ‘duurzaamheid’. Slechts 40% van de respondenten steunde de stelling dat de zorg voor de schepping voldoende vanaf de kansel doorklinkt. Bij de vraag naar de belangrijkste knelpunten qua scheppingszorg werd gevraagd naar twee keuzes uit zes mogelijkheden. De knelpunten zoals de respondenten die ervaren, zijn in volgorde van afnemende grootte: andere maatschappelijke zorgen hebben prioriteit (27%); het is een kwestie van gemakzucht (21%); te weinig tijd om me er mee bezig te houden (18%); ik weet er te weinig over (18%); geestelijke zorgen gaan voor, de Bijbel spreekt weinig over duurzaamheid (13%); mijn omgeving vindt het raar (3%). De respondenten gaven dus aan niet vaak gehinderd te worden in hun zorg voor de schepping door sociale druk. 69% gaf zelfs aan een positieve invloed uit te oefenen (Ik spreek anderen wel eens aan op hun gedrag als het gaat om duurzaamheid [denk aan: zwerfafval, wel of niet biologisch eten, energiegebruik, autogebruik, enz.]). Dat aandrang welkom is, kan ook reden zijn tot overheidsbemoeienis. Slechts 32% was het eens met de volgende stelling: Als het gaat over zorg voor de schepping moeten bedrijven, organisaZICHT 2012-4 | december 2012
Figuur 1. Ervaren knelpunten in scheppingszorg
ties en burgers zelf het heft in handen nemen, en moet de overheid zich terughoudend opstellen. Opvallend, omdat veel SGP’ers in het algemeen de eigen verantwoordelijkheid benadrukken en overheidsbemoeienis beperkt willen houden. Het standpunt over de overheidstaak is vervolgens gerelateerd aan: De aandacht van de SGP voor goed rentmeesterschap is: te veel (1%), voldoende (75%), te weinig (24%).
Discussie Inherent aan een dergelijke steekproef is een discussie over de validiteit van het onderzoek. De auteurs zijn het WI-SGP dankbaar voor het verspreiden van de enquête. De deelnemerslijst lijkt niet heel onevenwichtig qua politieke kleur, intellectueel niveau of duurzaamheidstandpunt. Dat de aankondiging van de enquête het thema vermeldde, lijkt alleen al gezien de hoge respons geen mensen te hebben afgeschrikt die niet inhoudelijk geïnteresseerd zijn. Wel moet worden opgemerkt dat het hoge aandeel mannelijke respondenten opvalt. In het onderzoek zijn de mate van politieke betrokkenheid en politieke kleur (zwevende
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 35
Het web rond voedsel | Ewout van Lagen en Arjan de Waerdt, Wat vinden SGP’ers van duurzaamheid?
35 versus loyale kiezer) niet gespecificeerd. Ook correlaties tussen gegeven antwoorden zijn niet onderzocht. Het onderzoek kan dan ook niet vrijuit gebruikt worden voor vergelijkingen met electoraat van andere partijen, of voor harde conclusies over dé SGP-stemmer. De resultaten zijn ondertussen wel degelijk aanleiding om bepaalde vragen te (blijven) stellen.
Wat valt op? Een vijfde van de respondenten ziet ‘in de praktijk’ bijvoorbeeld geen verschil tussen duurzaamheid en rentmeesterschap. De duiding daarvan is lastig. Zie je praktijk als materiële uitvoering (er bestaat geen christelijke natuur, koolstofdioxide enzovoort), wordt gedacht aan een bredere definitie van rentmeesterschap (omgang met dier, maar ook talenten en tijd), blijken christenen het er net zo af te brengen als niet-christenen of blijkt het moeilijk om conceptuele verschillen te noemen? Veel SGP’ers kunnen misschien een verschil noemen, maar de vraag is of nietSGP’ers de toegevoegde waarde herkennen van bijbels rentmeesterschap. In ieder geval kan de communicatie over duurzaamheid en rentmeesterschap verwarring veroorzaken zelfs al gebruiken confessionele partijen deze begrippen consequent. Mogelijk kunnen
rentmeesterschapambassadeurs met een duidelijker verhaal ook beter aandacht besteden aan al dan niet renderende investeringen in energiebesparing of hernieuwbare energie, in een matige vleesconsumptie en inspanningen voor belangen die nu nog vaak het onderspit delven in de landbouw of veeteelt. Immers, bijna 70 procent zegt bereid te zijn om anderen aan te spreken op on-duurzaam gedrag. De stelling over rentmeesterschap vanaf de kansel suggereert huiswerk voor de kerkenraden van reformatorische gemeenten. Volgens een derde van de respondenten geeft de SGP te weinig aandacht aan duurzaamheid. Terwijl de SGP zeker ook op deze beleidsterreinen in het algemeen pleit voor een terughoudende overheid, is het de vraag of de stemmers daar ook zo over denken.
Uitleiding De in dit artikel beschreven resultaten zijn niet ‘canoniek’, maar geven wel overduidelijk aan welke uitdagingen opgepakt moeten worden in het rentmeesterschapdiscours. Zorg voor de schepping wordt zeker belangrijk gevonden. Men probeert het ook handen en voeten te geven. Toch moet het niet teveel moeite kosten, niet te ingewikkeld worden en verwacht men steun van de overheid.
Bronnen 1. 2. 3. 4. 5.
Verhoeks, G. and M. Verhoeks (2008) ‘Vergeefs op zoek naar Agur’, in: Zicht (2008-01). Jansen, A. (2009) ‘Van der Vlies: Kerk niet concreet genoeg over soberheid’, in: Reformatorisch Dagblad. De Vries, W. (2012) 'Hebzucht, voedselcrisis en fair trade', in: De Banier (februari). Van Dijk, J. J. (2011) Een Schrijnend Gebrek - een begin van een christelijk-sociale visie op rentmeesterschap. Kampen, Kok. Te meer omdat de ChristenUnie en de linkse vleugel van het CDA, beide sympathiserend met het Christelijk Sociaal Congres, wel degelijk duurzaamheid agenderen, zoals bijvoorbeeld ook blijkt uit beoordelingen van verkiezingsprogramma’s door milieu- en natuurorganisaties.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 36
Het web rond voedsel | Ir. C. van Bruchem, Dier-en-houderij
36
thema
Eén van de hoofdproblemen in de hedendaagse veehouderij is dat economische wetmatigheden heel sterk de manier van dieren houden en het fokbeleid bepalen. Ethische overwegingen en het Bijbels rentmeesterschap komen daardoor in de knel. Een belangrijk praktisch probleem is dat binnen de huidige marktstructuur, wet- en regelgeving het niet of nauwelijks mogelijk is om veehouders een passende beloning te doen toekomen voor een diervriendelijke productie.
Ir. C. van Bruchem, landbouweconoom, werkzaam geweest bij het Landbouw Economisch Instituut en oud-lid van de Eerste Kamer
Dier-en-houderij De eerste vraag betreft de omgang met dieren in de Nederlandse veehouderij in het licht van het Bijbels rentmeesterschap. Zoals in de nota ‘Houden van dieren’ (uitgave WI-SGP) is aangegeven komt dat laatste er, kort gezegd, op neer dat recht wordt gedaan aan het dier als schepsel van God, dat het niet als een productiemiddel wordt beschouwd, dat het dierwaardig wordt behandeld en kan leven ‘naar zijn aard’. De in de nota (blz. 18) genoemde ‘vijf vrijheden’ uit het Brambell-rapport vormen naar mijn mening hierbij een goede, zij het nogal algemene, richtlijn.
Verbeterde omgang met dieren De afgelopen jaren is de praktijk van de veeZICHT 2012-4 | december 2012
houderij op verschillende punten dichter bij de norm gekomen. Zo staan vleeskalveren niet meer in boxen en is de legbatterij, waarin de kip minder ruimte had dan een Aviertje, vanaf begin dit jaar verboden. Deze verbeteringen zijn in de meeste gevallen afgedwongen door de overheid en de laatste jaren ook door supermarkten. Het is begrijpelijk dat veehouders afwijzend reageren op kritiek op hun werk en op regels die hun meestal geld kosten, maar zijn ze - collectief en individueel - hun verantwoordelijkheid als hoeder van de dieren wel voldoende nagekomen? Ondanks de verbeteringen is er nog heel wat mis in en rond de veehouderij. De nota geeft
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 37
Het web rond voedsel | Ir. C. van Bruchem, Dier-en-houderij
37 een overzicht van de problemen en knelpunten. Ik ben het eens met de uitspraak (blz. 84/85) dat een systeemverandering onverminderd noodzakelijk is. Hoofdprobleem is dat de manier van dieren houden en het fokbeleid, nog steeds sterk wordt bepaald door economische wetmatigheden en te weinig door overwegingen van ethiek en rentmeesterschap. Een voorbeeld (blz. 28 van de nota) vormt de productie van blank kalfsvlees. Weidegang is daarbij niet mogelijk en de dieren krijgen weinig ruwvoer en weinig ijzer, omdat anders ‘de vleeskleur niet marktconform is’. Wordt dan wel recht gedaan aan het dier? Moet scheppingsconformiteit niet zwaarder wegen dan marktconformiteit?
Schaalvergroting Een tweede vraag betreft de schaalvergroting. Is deze onontkoombaar en wat moet je daarvan vinden? ‘Onontkoombaar‘ is wat sterk uitgedrukt. Heel wat veehouders weten zonder forse uitbreidingen hun bedrijf draaiende te houden. Bijvoorbeeld door op het bedrijf andere activiteiten te starten, zoals natuurbeheer of verkoop van producten aan huis, door over te gaan op biologische bedrijfsvoering met de daarbij behorende hogere prijzen, of door een inkomstenbron buiten het bedrijf. Deze relativering neemt niet weg dat schaalvergroting beeldbepalend is. Zo nam het gemiddelde aantal koeien per bedrijf tussen 1980 en 2010 toe van 40 tot 73, het aantal varkens van 230 tot 1750 en het aantal kippen van 9.300 tot 41.500. Dit proces gaat nog steeds door en diverse projecties wijzen dan ook op nog veel grotere aantallen dieren per bedrijf in de toekomst. Achter dit proces zitten verschillende krachZICHT 2012-4 | december 2012
ten, waarvan stijgende arbeidskosten en technische ontwikkelingen de belangrijkste zijn.1 Ook sommige milieu-investeringen, zoals luchtwassers om ammoniak uit de stallucht te halen, werken schaalvergroting in de hand, omdat de kosten van zo’n installatie per dier lager zijn naarmate het aantal dieren groter is.
De vraag is of de enorme schaalvergroting en de daarbij behorende automatisering op termijn niet nadelig zullen uitpakken voor het welzijn van de dieren. Het dier wordt immers meer en meer een onderdeel van een productieproces dat in toenemende mate industriële trekken krijgt.
Schaalvergroting is per definitie niet voor iedere veehouder weggelegd, want de totale groeiruimte in het dichtbedierde Nederland is beperkt. In ieder geval tot 2015 zijn voor de melkveehouderij melkquota van kracht en voor andere veehouderijsectoren dierrechten. In die situatie kan een bedrijf alleen groeien als een ander bedrijf stopt. Ook wanneer deze beperkingen verdwijnen, blijven de groeimogelijkheden begrensd vanwege mestoverschotten, ammoniakemissie en de beperkte hoeveelheid grond.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 38
Het web rond voedsel | Ir. C. van Bruchem, Dier-en-houderij
38 Dus schaalvergroting gaat onherroepelijk gepaard met sanering. Als deze processen doorgaan zal de Nederlandse veehouderij over enige tientallen jaren bestaan uit hooguit enkele duizenden zeer grote bedrijven. Ik vind dat geen wenkend perspectief.
Een veehouder zei: “Een koe heeft vier harde poten, een brede bek en vier magen en is daarom bij uitstek gericht op grazen”. Mogen we zulke scheppingsgegevens negeren?
zien van het huidige proces van schaalvergroting, maar biedt naar mijn mening weinig aanknopingspunten om dit proces bij te sturen, c.q. af te remmen. Dat is ook niet eenvoudig, maar er zijn wel wat mogelijkheden. Zo zouden bepaalde faciliteiten - bijvoorbeeld voor duurzame investeringen - aan een maximum bedrag kunnen worden gebonden. Dat geldt eveneens voor de toeslagen, die worden verstrekt in het kader van het EU-beleid. Ook zouden innovaties voor het oplossen van knelpunten op kleinere bedrijven meer gestimuleerd kunnen worden. Te denken valt aan emissiebeperkende maatregelen: de eerder genoemde luchtwassers zijn alleen toepasbaar op grote(re) bedrijven. Het in de nota voorgestelde innovatiefonds voor de veehouderij kan hierbij dienstig zijn.
Effect op dierenwelzijn
Weidegang
De vraag is of de enorme schaalvergroting en de daarbij behorende automatisering op termijn niet nadelig zullen uitpakken voor het welzijn van de dieren. Het dier wordt immers meer en meer een onderdeel van een productieproces dat in toenemende mate industriële trekken krijgt. Weliswaar voldoen de nieuwste stallen aan de laatste welzijnseisen, maar ik vrees dat op de duur het individuele dier verloren gaat in de toenemende massaliteit.2 Hoe groter de bedrijven, des te meer wordt personeel van buiten ingeschakeld. Het is de vraag of die altijd net zo betrokken zijn bij het wel en wee van de dieren als een veehouder/eigenaar. In ieder geval wordt de relatie tussen vee en veehouder afstandelijker naarmate de omvang van de veestapel groter wordt. Onder verwijzing naar Spreuken 12 vers 10: kan een varkenshouder het leven van al zijn 30.000 varkens kennen? De nota is daarom terecht kritisch ten aan-
De nota spreekt een voorkeur uit voor weidegang boven permanent opstallen van melkkoeien, maar bevat geen voorstellen om de huidige trend (meer opstallen) om te buigen. Bij een verdergaande schaalvergroting zal deze trend versneld doorzetten, want boven zo’n 200 koeien is het, uitzonderingen daargelaten, onmogelijk dat de koeien regelmatig in de wei lopen. Er zijn vele rapporten3 die, met de nodige nuanceringen, aangeven dat weidegang goed is voor welzijn en gezondheid van koeien. Een veehouder zei: “Een koe heeft vier harde poten, een brede bek en vier magen en is daarom bij uitstek gericht op grazen”. Mogen we zulke scheppingsgegevens negeren en koeien de mogelijkheid tot graasgedrag in kuddeverband ontnemen? Er wordt momenteel via een bescheiden toeslag op ‘weidemelk’ wel iets gedaan om het tij te keren, maar als het daarbij blijft, durf ik te voorspellen dat over zo’n 25 jaar nog
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 39
Het web rond voedsel | Ir. C. van Bruchem, Dier-en-houderij
39 maar weinig koeien de wei zullen zien. Ik vind dus dat er meer moet gebeuren. Daarbij kun je denken aan overheidssteun bij het wegnemen van knelpunten, zoals een te kleine kavel rondom de stallen of aan het stimuleren van de ontwikkeling van ‘melkrobots’ voor gebruik in de wei. Ook kunnen de toeslagen die melkveehouders krijgen, deels afhankelijk worden gesteld van de mogelijkheid van weidegang.
Als een absolute bovengrens te ver gaat of te arbitrair wordt geacht, kan overwogen worden om aan nieuwe stallen de eis te stellen dat de dieren naar buiten kunnen. Bovengrens Het stellen van een maximumomvang aan veehouderijbedrijven is regelmatig in discussie. In de nota wordt zo’n bovengrens afgewezen. Ik betwijfel of dat verstandig is. Schaalvergroting moge dan min of meer noodzakelijk zijn, dat geldt niet voor ‘meganisering’. Als de omvang van het gemiddelde varkensbedrijf zou verdubbelen - dus tot zo’n 3.500 varkens - is een flink deel van de beoogde efficiencyvoordelen al binnen. Een verdere vergroting naar 8.000 of nog meer dieren voegt daar niet veel aan toe. En gewone gezinsbedrijven, met traditionele veehouders met hart voor hun dieren (nota, blz. 16), hebben minder mogelijkheden tot bedrijfsuitbreiding naarmate megabedrijven een groter deel van de beperkte totale groeiZICHT 2012-4 | december 2012
ruimte ‘inpikken’. In de nota wordt gesuggereerd om voor grote bedrijven strengere eisen te stellen op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Dat kan betekenen dat voor een bedrijf met bijvoorbeeld 7.100 varkens strengere eisen gelden dan voor een bedrijf met 6.900 dieren. Dat lijkt mij moeilijk houdbaar. Als een absolute bovengrens te ver gaat of te arbitrair wordt geacht, kan overwogen worden om aan nieuwe stallen de eis te stellen dat de dieren naar buiten kunnen. Dat zal in de praktijk als een bovengrens werken omdat zeer grote bedrijven daar niet aan kunnen voldoen.
Verdienmodel Een volgende, erg lastige, vraag betreft de mogelijkheden voor veehouders om investeringen in dierenwelzijn en milieu terug te verdienen. Voor zover het gaat om investeringen kan de overheid wel wat doen, bijvoorbeeld door premies of fiscale faciliteiten. Die stuiten in het algemeen niet op bezwaren van de Europese Unie. Maar het gaat bij dierenwelzijn niet alleen om investeringen, maar vaak ook om hogere kosten, bijvoorbeeld doordat dieren meer voer nodig hebben als ze trager groeien of buiten lopen. Er wordt vaak gesteld dat die extra kosten moeten worden opgevangen door hogere prijzen, maar in de context van open concurrentie waarin de veehouderij opereert, is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Bij het ‘Verbond van Den Bosch’ hebben vorig jaar de belangrijkste spelers in de vleesketen afgesproken dat er vanaf 2020 alleen maar duurzaam - dus diervriendelijk - geproduceerd vlees in de schappen zal liggen. Deze afspraken waren gebaseerd op een rapport van de Commissie Van Doorn.4 Dat rapport is erg ambitieus, maar besteedt weinig aandacht
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 40
Het web rond voedsel | Ir. C. van Bruchem, Dier-en-houderij
40 aan de vraag hoe de extra kosten voor de veehouders vergoed moeten worden. Ik ben benieuwd wat er van dat rapport, dat door het nieuwe kabinet als uitgangspunt van het beleid wordt genomen, terecht komt. Een probleem is in ieder geval dat meer dan 60 procent van de veehouderijproductie de grens overgaat en ik verwacht niet dat buitenlandse afnemers zich gebonden voelen aan afspraken binnen de Nederlandse agroketen.
Een weg vol hindernissen Maar ook binnenslands moet er nog al wat veranderen wil er een passende beloning komen voor diervriendelijke productie. Zo moeten supermarkten, die gewend zijn om de strijd om het marktaandeel vooral te voeren via lage prijzen, afspraken maken met andere partijen in de keten en daarbij niet gehinderd worden door de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Ook moet de Nederlandse consument bereid zijn om wat meer voor zijn
vlees te betalen en niet over de grens gaan winkelen, zoals de Denen deden toen daar een vettaks van kracht werd. Een en ander geeft mij reden tot twijfel of langs deze weg een passende beloning gerealiseerd zal kunnen worden. En zonder zo’n beloning komt er geen duurzame, diervriendelijke veehouderij. De kans daarop wordt groter wanneer afspraken zoals gemaakt in het ‘Verbond van den Bosch’, naar Europees niveau zouden kunnen worden getild. Ook verdient het overweging om een deel van de Europese toeslagen te richten op het bevorderen van dierenwelzijn, bijvoorbeeld op basis van een index. Die premies zouden dan ook moeten kunnen worden verstrekt voor varkens en kippen. Het zal heel wat voeten in de aarde hebben voordat zoiets in EU-verband is gerealiseerd, mede gelet op mogelijke problemen met de Wereld Handelsorganisatie. Hier ligt dus een mooie taak voor het nieuwe kabinet, in het bijzonder voor de opvolger van staatssecretaris Verdaas.
Noten 1 Zie bijvoorbeeld: C. van Bruchem en H. Silvis, Agrarische structuur, trends en beleid. Ontwikkelingen in Nederland vanaf 1950, rapport 2008-060, LEI Wageningen UR, Den Haag 2 Zie bijvoorbeeld: Marijke Verduyn, Het DIER is DING geworden - Het DIER is MENS geworden, Delft, 2012 3 Zie bijvoorbeeld: M.R.N. Bruijnis, Weidegang en opstallen van melkvee, Wageningen, juni 2006 4 Commissie van Doorn, Alle vlees duurzaam. De doorbraak naar een gezonde, veilige en gewaardeerde veehouderij in 2020, Den Bosch, 2011De doorbraak naar een gezonde, veilige en gewaardeerde veehouderij in 2020
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 41
Het web rond voedsel | Dr. ir. K. de Greef, Een principieel geluid en een breed gedragen strategie
41
thema
De samenwerking die in de nota ‘Houden van dieren’ wordt bepleit voor een verantwoorde dierlijke productie, past goed bij de Nederlandse benadering van complexe problemen en blijkt in de praktijk ook de meest effectieve strategie te zijn. Op het punt van het gedrag van de mens zelf, met name de veehouder aan de ene kant en de consument aan de andere kant, zou de nota een spade dieper mogen steken.
Dr. ir. K. de Greef, onderzoeker veehouderij en maatschappij bij Livestock Research, Wageningen UR
Een principieel geluid en een breed gedragen strategie De nota ‘Houden van Dieren, Samen werken aan een verantwoorde veehouderij’ van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP blijkt bij bestudering geen dierenwelzijnsnota te zijn, maar een verantwoorde dierlijke productie te behandelen. Dit is een sterk punt. Rond verantwoord omgaan met dieren speelt meer dan het dierenwelzijn. Naast dieraspecten spelen diverse (andere) maatschappelijke en ethische zaken. De analyse van de knelZICHT 2012-4 | december 2012
punten vanuit dierperspectief (lijden) sluit op hoofdlijnen goed aan bij de dierwetenschappelijke visie daarop. De andere knelpunten zijn bijbels-theologisch goed onderbouwd. De onderbouwing van het derde punt ‘ruimte voor het dier’ is filosofisch wat minder sterk gefundeerd.
Pleidooi voor samenwerking De voorgestelde aanpak past goed in de Ne-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 42
Het web rond voedsel | Dr. ir. K. de Greef, Een principieel geluid en een breed gedragen strategie
42
derlandse manier van omgaan met complexe problemen. Zij sluit ook verrassend nauw aan bij de lijn zoals ingezet door de ministers Veerman & Verburg. Typerend woord hiervoor is Samen: door samenwerking van de diverse betrokkenen komen we tot levensvatbare oplossingen. Iets formeler: meer-partijenconstructen, gedragen door de markt en geflankeerd (stellen ondergrenzen en facilitering) door de overheid. Heel typisch voor Nederland, en aangetoond effectief bij bijvoorbeeld de ingezette koers rond beëindiging castratie mannelijke varkens. De nota pleit ervoor dat de individuele ondernemer vrijheid krijgt om zelf zijn invulling van rentmeesterschap te bepalen. Ze noemt daarbij drie barrières: economisch, systeem en bestuurlijk. Deze liggen alle drie buiten de ZICHT 2012-4 | december 2012
veehouder zelf. Hier ontbreekt een wezenlijke factor: het gedrag van de mens zelf. Juist de SGP zou aandacht moeten besteden aan de notie dat de mens van nature geenszins geneigd is het goede te doen, zeker niet wanneer dit maar beperkt aansluit bij zijn belangen.1 Zoals de nota zelf al citeert, juist de Biblebelt staat niet bekend om zijn gedrevenheid om in het omgaan met dieren zichzelf hoge(re) eisen te stellen of überhaupt voorbeeldig te zijn in de naleving van bestaande minimumnormen rond omgang met dieren en milieu. Er is (juist ook voor de eigen achterban) behoefte aan een analyse hoe we die (ons aller) neiging kunnen beteugelen. In andere kringen gaat het qua handhaving over ‘rotte appels’ en ‘freeriders’. De maatschappelijke emancipatie van dieren sluit qua positionering van de dieren weliswaar niet goed aan op een Bijbelse visie, maar
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 43
Het web rond voedsel | Dr. ir. K. de Greef, Een principieel geluid en een breed gedragen strategie
43 brengt het zorgvuldig omgaan met schepping en schepselen ook voor de SGP wel op de agenda (zie o.a. deze nota). Als christenen hebben we hierin niet vooropgelopen, maar krijgen nu wel een kans ons positief te onderscheiden (toch?).
Juist de SGP zou aandacht moeten besteden aan de notie dat de mens van nature geenszins geneigd is het goede te doen, zeker niet wanneer dit maar beperkt aansluit bij zijn belangen.
Intensieve veehouderij in discussie De megastallendiscussie is ten diepste een maatschappelijke discussie over de overlast en wenselijkheid van de intensieve veehouderij, waarin (angst voor) lokale overlast samen komt met kritiek op het veehouderijsysteem als zodanig. Een werkelijk verantwoord omgaan met dieren neemt de aanjagers van het verzet tegen de veehouderij wind uit de zeilen. Recent onderzoek laat zien dat het merendeel van de burgers vertrouwen heeft in boeren, en hen hun bedrijfsontwikkeling gunt, ondanks het feit dat ze het systeem in zichzelf afwijzen. Men wil de dieren weer kunnen toevertrouwen aan hun hoeders. De angel in het systeem is de sterke kostprijs-
gedrevenheid. De Nederlandse veehouderij is via vakmanschap en goede infrastructuur goed in staat gebleken de race met het buitenland aan te kunnen. Dit is echter een aanjager van de schaalvergroting (ruwweg elke 10 à 12 jaar een verdubbeling van het modale gezinsbedrijf), waarin ondernemers elkaar in toenemende mate opjagen. De zoektocht om met meerwaardeconcepten wat uit deze ratrace te stappen, is goed voor boer, dier en milieu, en feitelijk de enige route om de meerkosten voor dier- en milieuvriendelijkheid structureel vergoed te krijgen. Het is zeker niet uit te sluiten dat de samenleving hier dwang op zal leggen.
Slotsom Kortom: de visie, zoals neergelegd, is vanuit de dierwetenschap en vanuit de innovatiekunde als consistent te beschouwen. De keuze om het heel Nederlands aan te pakken - 1: nadruk op de in elkaar grijpende rollen van de diverse partijen en 2: beredeneerd vanuit een marktmodel met een primair faciliterende overheid - is niet verrassend, maar wel logisch en breed gedragen bij de diverse partijen. Het is lastig dat geen handvatten gegeven worden hoe met het verwijt om te gaan dat juist in de regio’s waar de SGP goed vertegenwoordigd is het dierenwelzijn niet het best geborgd is. Dit vereist nog wat denkwerk. Iets sterker zou de SGP de route kunnen duiden naar een situatie waarin in het omgaan met dieren geen structureel maatschappelijk en ethisch tekort is. Maar ook een situatie waarin christenen opvallen door hun zorgvuldig omgaan met schepsel en schepping.
Noten 1 Vergelijk de Heidelbergse Catechismus, m.n. vraag en antwoord 8.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 44
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
44
thema
Met veel waardering voor het initiatief van de SGP om haar standpunten over de omgang met dieren in de veehouderij in een nota kenbaar te maken, hebben we kennisgenomen van de inhoud. Wij voldoen graag aan het verzoek om een reactie te geven. Na onze algemene visie op de relatie tussen mensen en dieren, mede gebaseerd op recent onderzoek,1 geven wij onze zienswijze.
Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, onderzoekers bij Wageningen UR Livestock Research te Lelystad2
Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
Onze omgang met dieren is in de kern een maatschappelijke kwestie die ook gaat over wat wij acceptabel vinden en hoe wij met dieren behoren om te gaan. Het is complex. Tal van biologische, sociaaleconomische, maatschappelijke en ethische aspecten hebben ieder hun eigen dynamiek op zowel lokaal (bedrijf, keten, gemeentes, provincies), nationaal (overheid, sectoren, NGO’s) als internationaal (EU, WTO) niveau. ZICHT 2012-4 | december 2012
Houden van dieren Hoe we denken over dieren wordt bepaald door de wijze waarop we ons met het dier verbonden voelen en de mate waarin het dier ons van nut is. Enerzijds identificeren we ons met dieren, houden we van ze en behandelen we ze als ‘dier’, anderzijds worden dieren als object gebruikt voor de productie van voedsel, kennis, vermaak of anderszins. Daarnaast zijn dieren een ‘zegen’ als ze profijt leveren
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 45
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
45 in huis (relatie), bedrijf en laboratorium (product), en een ‘zorg’ als we geconfronteerd worden met dierenleed (lijden) en risico’s voor onze eigen gezondheid (schade). In deze complexiteit is het welzijn van dieren noodzakelijkerwijs verbonden met waarden en grondhoudingen van (groepen) mensen en hoort het thuis in het deliberatieve domein van beleid, bestuur en politiek.
Knelpunten In de nota (Hoofdstuk 2) zijn de belangrijkste knelpunten in de veehouderij beschreven. Daarbij zijn de ‘ongeriefrapporten’ van ASG als uitgangspunt genomen, met als beperking dat daarin gefocust wordt op ‘ongerief’ en de positieve indicatoren voor dierenwelzijn ontbreken. De lijst met knelpunten lijkt ons vrijwel compleet. De systematiek van indeling naar uitsluitend duur van het welzijnsprobleem roept echter de vraag op of deze indeling in het maatschappelijk debat wel houdbaar is. Behalve duur zijn altijd ook intensiteit, mate van voorkomen en aantal betrokken dieren van belang. Vaak gaat het maatschappelijk debat ook over ‘systeemfouten’ die momenteel ‘gerepareerd’ worden door routinematige ingrepen bij dieren en derhalve beschouwd worden als een massale aantasting van de integriteit van dieren. Het onthoornen van kalveren, verwijderen van varkensstaarten, snavelpunten, tenen en sporen bij pluimvee en het niet adequaat verdoven van varkens en pluimvee in slachterijen geeft burgers het beeld van een ‘vee-industrie’ en benadrukt het gebruik van dieren als ‘ding’. Wij vinden daarom dat de diergerichte definitie van dierenwelzijn, zoals deze door dierwetenschappers en praktijk vaak wordt gebruikt, niet aansluit bij de bredere maatZICHT 2012-4 | december 2012
schappelijke invulling van dit begrip. Dat leidt gemakkelijk tot spraakverwarring en onbevredigende oplossingen. Het brede begrip dierenwelzijn omvat ook de integriteit van het dier èn hoe wij als samenleving (moreel) met dieren behoren om te gaan. De veehouderijpraktijk heeft te maken met een waardenmozaïek. Dierenwelzijn moet worden afgewogen tegen tal van andere waarden (ecologie, economie). Juist deze afweging van waarden is voor burgers weinig inzichtelijk en maken zij (misschien daardoor) anders. Daarbij telt zwaar dat slechts 1 à 2% van de bevolking dagelijks bedrijfsmatig betrokken is bij dieren, terwijl voor de burgermeerderheid de relationele waarde van het dier vaak wel van doorslaggevend belang is. Dit punt verdient meer aandacht.
De diergerichte definitie van dierenwelzijn, sluit niet aan bij de bredere maatschappelijke invulling van dit begrip. Dat leidt gemakkelijk tot spraakverwarring en onbevredigende oplossingen. Wat verder opvalt, zijn de voorzichtige formuleringen van knelpunten (Hoofdstuk 2). Dit kan een bewuste en begrijpelijke keuze zijn, als vooral is bedoeld om in eigen gelederen de discussie over de omgang met dieren aan te zwengelen. Geïnformeerde buitenstaanders kunnen dit echter interpreteren als versluierend taalgebruik, bedoeld om proble-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 46
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
46 men kleiner voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. In de overige hoofdstukken zijn de standpunten fermer en concreter geformuleerd.
De veehouderijpraktijk heeft te maken met een waardenmozaïek. Dierenwelzijn moet worden afgewogen tegen tal van andere waarden (ecologie, economie). Juist deze afweging van waarden is voor burgers weinig inzichtelijk en maken zij (misschien daardoor) anders.
Aanpak Wij onderschrijven een ‘aangejaagde transitie van onderop’ in plaats van een ‘verplichte blauwdruk van bovenaf’. Verbetering van dierenwelzijn zal door de praktijk zelf als een belangrijke opgave moeten worden gezien. Het zijn de sectorpartijen die bij voorkeur in ketenverband en in samenwerking met de retail ‘ruimte voor beweging’3 kunnen creëren. Daarbij ‘aangejaagd’ door het maatschappelijk krachtenveld. De nota levert hier ook een bijdrage aan. Ethiek is naar onze mening niet (alleen) iets van morele principes, maar vindt dagelijks plaats als tussen verschillende waarden gekozen moet worden. De overheid heeft daarbij de verantwoordelijkheid om (dreigende) misstanden aan te pakken en de gestolde kennis en inzichten te vertalen in reZICHT 2012-4 | december 2012
gelgeving. Daarnaast moet de overheid partijen stimuleren en ondersteunen in het creëren van handelingsperspectief vanuit een consistente visie. Daarbij zal het begrip ‘duurzaamheid’ en het onderliggende ‘dierenwelzijn’ moeten worden geconcretiseerd in operationele doelen. De overheid zal daarbij vooral moeten inzetten op4: 1. Het creëren van een open, innovatieve omgeving; 2. Het oplossen van conflicten tussen milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid; 3. Het verwijderen van praktische belemmeringen; 4. Het bevorderen van kennis en bewustzijn bij burgers en (aankomende) veehouders; 5. Risicodekking voor koplopers in plaats van inkomenssteun; 6. Het werken aan één EU-keurmerk voor dierenwelzijn/duurzaamheid door: vaststelling grondregels, ontwikkeling van een meet- en waarderingssysteem en bevordering van acceptatie en gebruik. Transparantie is de motor van maatschappelijke verandering. De na te streven doelen moeten daarom meetbaar en de voortgang zichtbaar worden gemaakt, zodat deze deel uit kunnen maken van keten-kwaliteitzorgsystemen, waarmee de veehouder inzicht krijgt in zijn eigen prestaties en via ‘benchmarking’ in de gewenste richting kan bijsturen. De SGP-nota biedt hiervoor voldoende aanknopingspunten.
Aandachtspunten Een aandachtspunt is de stelling dat ‘diergezondheid’ centraal gesteld moet worden. Dit past goed in de belevingswereld van veehouders, erfbetreders en dierenartsen. Dierge-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 47
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
47
zondheid gaat echter gemakkelijk voorbij aan gedragsbehoeftes van dieren en afwijkend gedrag dat duidt op tekortkomingen. In het maatschappelijk debat is het evident dat dieren gezond moeten zijn. Zorgen zijn er vooral over de (on)mogelijkheden om normaal soortspecifiek gedrag te kunnen vertonen. Wij benadrukken dat bij gezondheid niet alleen naar de fysieke gezondheid, maar ook naar de psychische en ethologische gezondheid moet worden verwezen. De veehouderij zal op dit punt het dier niet altijd in voldoende mate tegemoet kunnen komen, maar concessies moeten dan wel erkend en uitgelegd worden. Wij waarschuwen ook voor het risico dat de diergerichte definiëring van dierenwelzijn in de nota en de beperking tot diergezondheid de spraakverwarring met de samenleving eerder vergroot dan verkleint. Verder missen we de omgang met vis in de ZICHT 2012-4 | december 2012
visserij en in de visteelt. Ook zou de rol van groen onderwijs in het toekomstbestendig maken van de veehouderij - en met name de aandacht voor maatschappelijke aspecten van de veehouderij - meer benadrukt mogen worden.
Mens-dier relatie Dieren zijn levende wezens met gevoelens en behoeften. Zij vertonen in die zin overeenkomsten met mensen, maar ook grote verschillen. Problematisch in de discussie is dat ‘dieren’ vaak over één kam worden geschoren. Tussen diersoorten, en daarbinnen, bestaan echter grote verschillen. Mens en dier zijn niet gelijk, maar lijken op elkaar. Waar precies de verschillen liggen als het gaat om ‘beleving’ is wetenschappelijk nauwelijks te duiden. Daar kunnen we vooral vanuit ons menselijk perspectief een idee over vormen. Niettemin is het evident dat varkens, kippen
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 48
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
48 en koeien aangeboren gedragseigenschappen bezitten die leiden tot behoeftes die in de veehouderijpraktijk veelal niet voldoende kunnen worden bevredigd. Vanuit onze morele verantwoordelijkheid voor het dier, vinden veel burgers dat ongewenst. Dan zijn zwaarwegende redenen nodig om dat naar de samenleving te legitimeren. Voedselproductie, met afgeleid socio-economisch profijt, kan zo’n reden zijn. Tegelijkertijd moeten we ons er van bewust zijn dat veel dierlijke producten in feite luxe producten zijn die een aanzienlijk beslag leggen op schaarse hulpbronnen. Daarom moet de kosten/baten-afweging inzichtelijk worden gemaakt en actief worden gecommuniceerd.
We moeten ons er van bewust zijn dat veel dierlijke producten in feite luxe producten zijn die een aanzienlijk beslag leggen op schaarse hulpbronnen. Schaalvergroting Schaalvergroting zal hoe dan ook voortgaan, afhankelijk van factoren als beschikbaarheid van kapitaal en gekwalificeerde arbeid en randvoorwaarden van overheden, inkooporganisaties en/of consumenten. Onderzoek laat zien dat er in de varkenshouderij, anders dan bij melkvee, van schaalvergroting weinig effect op het dierenwelzijn is te verwachten. Grootte en inrichting van dierverblijven in grootschalige varkens- en pluimveestallen zullen vermoedelijk niet veel afwijken van de gangbare praktijk. Professionalisering en specialisatie qua geZICHT 2012-4 | december 2012
zondheidszorg wordt haalbaarder naarmate bedrijven groter worden. Het kan - in theorie - leiden tot betere preventie, minder ziekte en minder uitval. Beter gezondheidsmanagement, standaardisatie van de verzorging en terugkoppeling van betrouwbare slachthuisbevindingen zal stellig leiden tot een betere diergezondheid. In de praktijk lijken grotere vleeskuikenbedrijven geen hogere uitval te hebben dan kleinere. In de zeugenhouderij lijkt de bedrijfsomvang eerder positief gecorreleerd met de overlevingskansen van biggen. Vaak zijn de voordelen van schaalvergroting echter van korte duur. De grotere, efficiëntere stallen/bedrijven worden immers al snel de norm waarop afnemers onder invloed van marktwerking hun prijzen verder naar beneden bijstellen. Veehouders worden daarmee telkens opnieuw gedwongen om volgende stappen te zetten, gevangen in het systeem van bulkproductie, marktwerking en schaalvergroting. Dat is overigens ook te zien in de biologische veehouderij.5 Bij burgers die dieren vooral om hun relationele waarde houden, stuit grootschaligheid gevoelsmatig op grote weerstand. Schaalvergroting bevestigt het beeld dat dieren louter als productiemiddel, als ‘ding’, worden gehouden. Elke praktijk die in dit spoor doorgaat, zal steeds vaker weerstand oproepen. En niet zonder reden. Zo blijkt uit onderzoek dat grotere varkensbedrijven een aanzienlijk grotere kans hebben op afwijkend gedrag zoals staart- en orenbijten.6 De kwaliteit van bedrijfsvoering en toewijding en vakbekwaamheid van verzorgers zijn doorslaggevend voor het welzijn, zoals het tijdig onderkennen en aanpakken van gezondheidsproblemen en beschadigend gedrag. Een risico op grootschalige bedrijven is een verminderd mens-diercontact. Dat kan leiden
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 49
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
49 tot minder adequate diergerichte zorg en meer angst voor mensen. Een tekort aan vakbekwaam personeel, met name bij inhuur van goedkope arbeid, is eveneens een risico. De sterk teruggelopen uitstroom uit beroepsopleidingen in de intensieve veehouderij onderstreept de ernst van dit arbeidsmarktknelpunt. Wat betreft de borgingspunten in welzijnswetgeving is er sprake van een geleidelijke omslag van middel- naar doelvoorschriften. Marktwerking lijkt voor realisatie van bovenwettelijke eisen een doelmatig instrument, maar ook de overheid moet invulling geven aan haar rol. Enerzijds door te zorgen voor strikte handhaving van bestaande wetgeving, zodat een level playing field ontstaat voor goedwillende veehouders, en ook door instrumenten te ontwikkelen voor diergerichte vaststelling van dierenwelzijn en -gezondheid op bedrijfsniveau. Anderzijds door te bevorderen dat deze informatie wordt opgenomen in ketenkwaliteitsystemen. Veehouders, verwerkers en retail kunnen zo, gefundeerd en stapsgewijs, verbeteringen aanbrengen in de huisvesting en verzorging van dieren en in de maatschappelijke kwaliteit van vlees, melk en eieren.
Verdienmodel Hoe kunnen maatschappelijke opgaven worden terugverdiend? Onvermijdelijk zal moeten worden gewerkt aan een cultuuromslag: van veel en goedkoop naar minder met meerwaarde. De ecologische draagkracht van de aarde vraagt dat de consumptie van dierlijk eiwit vermindert en deels wordt vervangen door plantaardig eiwit. De groeiende wereldbevolking dient echter gevoed en wereldwijd zal de vleesconsumptie toenemen. Wij stellen ZICHT 2012-4 | december 2012
echter grote vraagtekens bij ambities en mogelijkheden (lange termijn) om vanuit de Nederlandse veehouderij hierin te voorzien. Onze bijdrage aan voedselzekerheid zou vooral moeten liggen in het ontwikkelen en verduurzamen van productiesystemen elders in de wereld. Om wereldwijd aan kop te blijven op het terrein van innovatie en technologie, zal de samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid moeten worden geïntensiveerd waarbij niet de primaire bedrijven, maar duurzame ketens het onderwerp van studie zijn. De veehouderijsector in Nederland wordt op die manier proeftuin voor instellingen die systemen, ketenconcepten, kennis en uitgangsmaterialen exporteren. Een deel van deze exportwaarde zal moeten worden aangewend om de deelnemers in de kennisketen voor hun data en diensten te belonen.
De bestaande wetgeving biedt voldoende aanknopingspunten om het voor boeren duurder te maken om niet te investeren in dierenwelzijn. Daarmee krijgen de goede boeren vanzelf economisch voordeel.
Voor de bestaande bedrijven moet de overheid bestaande regels handhaven. Het couperen van varkensstaarten, bijvoorbeeld is al meer dan tien jaar wettelijk verboden. Toch gebeurt het nog op grote schaal. Wettelijk zijn boeren verplicht actief alternatieven te
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 50
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
50 zoeken en dat ook goed te documenteren. In de praktijk komt daar vrijwel niets van terecht. De bestaande wetgeving biedt voldoende aanknopingspunten om het voor boeren duurder te maken om niet te investeren in dierenwelzijn. Daarmee krijgen de goede boeren vanzelf economisch voordeel. Dergelijk voordeel kan ook ontstaan wanneer boeren die het goed doen daarvoor beloond worden, bijvoorbeeld wanneer grote slachterijen ervoor zouden
kiezen om boeren te belonen die varkens met lange(re) intacte varkensstaarten of bevederde kippen aanleveren, desnoods ten koste van boeren die dat (herhaaldelijk) niet of minder doen. De halve cent extra voor weidemelk werkt ook via dit principe. Daarmee wordt een bonus-malus systeem in het leven geroepen dat de sector prikkelt daar waar het sterk in is: innoveren vanuit economische drijfveren. Dat kan ook ten gunste van dierenwelzijn worden ingezet.
Noten 1. De Cock Buning, Tj., Pompe, V., Hopster, H. en De Brauw, C., 2012. Denken over dieren; dier en ding, zegen en zorg. Ministerie van Economische zaken, landbouw en Innovatie, Den Haag. 2 Dr. ing. Hans Hopster is onderzoeker en themaleider dierenwelzijn bij Wageningen UR Livestock Research te Lelystad, tevens lector Welzijn van Dieren aan de Hogeschool Van Hall Larenstein te Leeuwarden; dr. Marc Bracke is onderzoeker dierenwelzijn bij Wageningen UR Livestock Research te Lelystad. 3. Zie ook het proefschrift van Vincent Pompe: Doing Business with Animals. Moral Entrepreneurship and Ethical Room for Manoeuvre in Livestock Related Sector, 2011, Wageningen Universiteit en Research Centrum. 4. Winstgevend Welzijn: Over het creëren van kansen. 2012. Raad voor Dierenaangelegenheden, Den Haag 5. Zie http://edepot.wur.nl/188053 6. EFSA, 2007. http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/doc/611.pdf
Houden van dieren Samen werken aan een verantwoorde veehouderij Deze publicatie biedt een actuele, op de Bijbel gebaseerde visie op een verantwoord veehouderijbeleid. Hiermee wordt beoogd om niet alleen beleidsmakers en politici van dienst te zijn, maar zeker ook veehouders, veehandelaren, middenstanders, supermarkteigenaren en consumenten. Via de webshop van de SGP (www.sgp.nl) of via telefoon 010-72 00 785 kunt u een exemplaar bestellen. De prijs is € 7,50 (excl. verzendkosten).
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 51
Het web rond voedsel | Dr. ing. H. Hopster en dr. M. Bracke, Cultuuromslag bij veehouder en consument nodig
51
WWWNBGNL WWWNBGNL
VAN V AN A DEN DIKKENBER DIKKENBERG G LAS & MONTAGE BV
Geef uit dankbaarheid!
Red R ed e een en m mensenleven! ensenleven!
¼ ¼
Elke vijf minuten stijgt ergens ter wereld een MAF vliegtuig op. V Voor oor 15 euro euro kkan an MAF 3 minuten vliegen.
€
Dokter Foster wil twee klinieken per dag bereiken met het MAF vliegtuig. Voor V 35 euro dokter 35 oor 3 5e uro kkan an d okter FFoster oster 3 5 kkilo ilo medicijnen meenemen. m edicijnen m eenemen.
€
Voor behandeling in het ziekenhuis zijn mensen n bergdorpen afhankelijk van MAF. Voor V oor 150 euro euro vliegt MAF 1 patiënt patiënt naar ziekenhuis. enhuis. het ziek
XXXNBGOMHFFG
De administratieve dienstverlener voor kerken en instellingen • Het geheel of gedeeltelijk verzorgen van de financiële administratie • Salaris- en / of traktementsberekeningen • Debiteuren- en crediteurenadministratie • Ledenadministratie en geldverwerving
• Opmaken en controleren van jaarverslagen • Opstellen accountantsverklaringen • Financiële advisering • Administratieve ondersteuning op locatie • Zorg- en verzuimverzekeringen • Internetboekhouden
Een hele zorg minder... Hoofdkantoor Kon. Wilhelminalaan 23 Postbus 675 • 3800 AR Amersfoort • Telefoon (033) 467 10 10 www.kkgkka.nl
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 52
Het web rond voedsel | K.J.G. Kats, Column Brandpunt
brandpunt
52
Komkommers op een hoop… Komkommers op een hoop. Dat is het beeld dat bij mij voor ogen komt als ik denk aan verspilling van voedsel. Het beeld stamt uit de tijd van de uitbraak van de EHEC-bacterie, in het afgelopen voorjaar. Lagen die komkommers daar omdat de bacterie daarop was vastgesteld? Of omdat ze van slechte kwaliteit waren? De dorpen in mijn gemeente, Zuidplas, hebben hun wortels in de land- en tuinbouw. Vele hectares landbouw- en glastuinbouwgrond liggen gelegen rondom onze dorpen. Deze sectoren kenden de afgelopen decennia vele ontwikkelingen. Eerst was het handmatig hard werken om daarvan ‘de vrucht te kunnen plukken’. Er kwam een golf van verdergaande mechanisatie, de komst van chemische bestrijdingsmiddelen en de automatisering. Ik spreek maar niet over al dan niet subsidiëren, afschaffen van veilingen, en dictatoriale invloeden van grote supermarktketens op de prijsvorming. De laatste jaren is er door de sector veel geïnvesteerd in verduurzaming: biologische bestrijdingsmiddelen, gebruik van CO2 van andere industrieën, gebruik van aardwarmte, tegengaan van lichtvervuiling, et cetera. De vraag bekruipt mij of wij en onze kinderen het besef nog hebben wat er bij komt kijken voordat een paprika, tomaat, aardappel, spruitje of gebakken brood op ons bordje ligt. Volgens sommige kinderen komt melk uit de fabriek. De koe komt bij hen niet eens in beeld. Dat geeft te denken. Zo is de kans groot dat velen niet meer weten waar ons voedsel vandaan komt, laat staan welke mythes er rond voedsel kunnen ontstaan… Eén van die mythes was die EHEC-bacterie ín komkommers. Deze bacterie kan helemaal niet ín een komkommer zitten. Heel misschien op de buitenkant. Een goed gewassen of geschild exemplaar vormt zeker geen bedreiging voor de gezondheid. Maar een hype, gemaakt door de media en klakkeloos aangenomen door onkunde bij de mensen over voedsel, maakte dat de tuinder een lange tijd geen komkommers meer verkocht. En daarom lagen deze komkommers op een hoop… Gert-Jan Kats, burgemeester Zuidplas
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 53
Het web rond voedsel | Ir. A. van der Linden, Corrosie
53
thema
De Nederlandse agrarische sector is toonaangevend in de wereld. De intensivering en rationalisatie leiden echter in toenemende mate tot negatieve reacties in de maatschappij. Onvoldoende wordt onderkend dat juist door de intensivering en rationalisatie de tuinbouwsector aan de toegenomen eisen kan voldoen. Dit komt de verduurzaming ten goede.
Ir. A. van der Linden, directeur Kwaliteit en Milieu bij The Greenery1
Corrosie Het was aan het eind van de vorige eeuw, in 1999, dat ter gelegenheid van het afscheid van de toenmalige minister van Landbouw, ir. Gerrit Braks, het mooie boekje ‘De corrosie van een ijzeren driehoek’ verscheen. Dit boek met de veelzeggende ondertitel ‘Over de omslag van de landbouw’, geschreven door prof. Gert van Dijk en enkele andere co-auteurs, is nog altijd razend actueel. Er wordt daarin namelijk geconstateerd dat de Nederlandse landbouw op vele terreinen toonaangevend is in de wereld, maar dat tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat diezelfde agrarische sector steeds minder wordt gewaardeerd door de samenleving. Wat het laatste betreft, is er sprake van een verontrustende neerwaartse spiraal.
Innovatieve landbouw Nu, 13 jaar later, lijkt er niet veel veranderd. ZICHT 2012-4 | december 2012
De Nederlandse landbouw is nog steeds één van de krachtigste en meest innovatieve ter wereld. Mede door dit ondernemerschap is Nederland de op één na grootste agrarische exporteur ter wereld. Maar dit feit roept lang niet bij iedereen bewondering op. Integendeel, het ontlokt steeds meer negatieve reacties. Vooral vanwege de intensivering en rationalisatie die hieraan ten grondslag ligt. Die zouden de gewenste verduurzaming in de weg staan. Omdat ik zelf werkzaam ben in de tuinbouwketen, is mij deze zorg vanuit de samenleving natuurlijk bekend.
Toegenomen eisen De constatering dat in het achterliggende decennium niet zoveel is gewijzigd, is juist, maar heeft een duidelijke reden. Wat is de realiteit? De eisen vanuit de maatschappij aan de producten en productiewijzen zijn
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 54
Het web rond voedsel | Ir. A. van der Linden, Corrosie
54 sterk toegenomen, ook in de tuinbouw. Denk aan de eisen ten aanzien van het gebruik en de emissie van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlakte- en grondwater, de reductie van het energieverbruik en niet te vergeten de arbeidsomstandigheden. Al die eisen vergden en vergen zware investeringen die ook weer terugverdiend moeten worden.
De Nederlandse landbouw is op vele terreinen toonaangevend in de wereld, maar tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat diezelfde agrarische sector steeds minder wordt gewaardeerd door de samenleving. Intensivering Dankzij de intensivering en rationalisatie is de tuinbouwsector in hoge mate in staat gebleken aan de strengere eisen te voldoen. Intensivering staat hier de verduurzaming dus ten dienste en is niet de vijand ervan. Intensivering heeft er ook voor gezorgd – en dat wil ik hier onderstrepen – dat de consument groenten en fruit kan kopen die gezond, lek-
ker en betaalbaar zijn en geproduceerd volgens de strengste milieu- en arbeids- wetgeving. Daardoor is gezonde voeding ook toegankelijk gebleven.
Oordeel consument De consument kan daar tevreden over zijn. De burger is dat echter niet. De burger – en ik refereer nog eenmaal aan het boek ‘De corrosie van een ijzeren driehoek’ – wil een zelfportret van een hoogwaardige kwaliteit, die alleen het meest geavanceerde fototoestel kan leveren, maar dan wel ambachtelijk geschilderd met authentieke verf en kwast. Deze kennelijke paradox beschrijft prof. Rudy Rabbinge heel mooi in een uitgave van Stichting DUVO uit 2009, met de titel ‘Arcadië en hightech’. Hij stelt daarin dat voedselveiligheid en voedselzekerheid alleen worden gerealiseerd door efficiënte en effectieve inrichting van de ketens. Maar dat er daarnaast tevens de mogelijkheid wordt geboden om de dromen van Arcadië (= paradijs) te realiseren door streekproducten en biologische producten te kopen. In deze pluriforme agrarische sector is de paradox dus schijn. Dit onderschrijf ik graag. Mijn conclusie is dat we ons niet in het te simpele schema van voor of tegen intensivering moeten laten drukken. Intensieve en extensieve landbouw zijn complementair met elk een eigen doelgroep.
Noten 1 De auteur is verder lid van de SGP-fractie in de gemeenteraad van Korendijk en SGP-fractievoorzitter in het Waterschap Hollandse Delta. Deze bijdrage schrijft hij op persoonlijke titel.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 55
Het web rond voedsel | Drs. M. Bossers en ing. B. Engberts, Megastallen of schaalvergroting in argrarische sector
55
lokaal vizier
De agrarische sector moet zich kunnen ontwikkelen. Toenemende eisen, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn en milieu, brengen extra kosten met zich mee. Dat betekent dat voor een economisch rendabele bedrijfsvoering schaalvergroting nodig is. De nadelen van megastallen zijn te ondervangen door voorwaarden te stellen aan de bouw en inrichting.
Drs. M. Bossers, SGP-raadslid Twenterand en veearts Ing. B. Engberts, SGP-wethouder Twenterand
Megastallen of schaalvergroting in agrarische sector De agrarische sector is een onderdeel van de samenleving. De beeldvorming van de samenleving over de agrarische sector heeft een sterke verandering ondergaan. Van een idyllisch beeld zoals het vroeger was, is weinig meer overgebleven. Momenteel is het veranderd in een negatief beeld van vleesfabrieken en ziekteverspreiders. Vooral de grote varkenspestepidemie (1997), monden-klauwzeer (2001) en de vogelpest (2003) hebben dit beeld aangewakkerd. Toegegeven zij dat er inderdaad verkeerde ontwikkelinZICHT 2012-4 | december 2012
gen aan het licht zijn gekomen. In dit kader gaan we daar niet verder op in. Wel heeft dit geleid tot een sterke bemoeizucht van de overheid bij het houden van dieren. Minder positief is de invloed van diverse actiegroepen op het imago van de veehouderij in de volle breedte.
Voedselproductie Voedsel is één van onze dagelijkse levensbehoeften. Voor ons is het een vanzelfsprekendheid. Wij beschouwen het niet als een
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 56
Het web rond voedsel | Drs. M. Bossers en ing. B. Engberts, Megastallen of schaalvergroting in argrarische sector
56 voorrecht, maar als een recht. Daar komt bij dat wij niet alleen beschikken over een geweldige hoeveelheid voedsel, maar ook over voedsel vanuit de hele wereld. Eén van de gevolgen is dat wij het in grote hoeveelheden gebruiken. De prijs vormt geen belemmering. In de periode na de Tweede Wereldoorlog was goedkope voedselproductie een politiek speerpunt. De overheid verstrekte subsidies voor onderzoek en onderwijs. De landbouw heeft mede hierdoor een geweldige ontwikkeling doorgemaakt. Ook heeft de Europese Unie de landbouw en veeteelt gestimuleerd. De agrarische sector heeft deze kansen aangegrepen. In deze ontwikkeling van de landbouw is het accent komen te liggen op zo goedkoop mogelijk produceren. Tegen deze
Megastallen Maatschappelijk ontstaat veel onrust zodra plannen ingediend worden voor de bouw van een megastal. Diverse actiegroepen zijn er in geslaagd om de publieke opinie om te vormen tot een antistemming. Ook in onze gemeente Twenterand. De SGP-fractie Twenterand vindt dat de agrarische sector de mogelijkheid moet hebben om zich te ontwikkelen. De bouw van stallen voor de dieren is daarvoor essentieel. Voor een economisch rendabele bedrijfsvoering heeft een bedrijf een bepaalde grootte nodig. Die grootte verandert met de schaalvergroting. Het is daarom eenzijdig en onjuist de discussie enkel te richten op het punt van de omvang van een bedrijf of stal.
Voordelen van schaalvergroting
In landbouw is het accent komen te liggen op zo goedkoop mogelijk produceren. Tegen deze achtergrond dienen wij de schaalvergroting te beoordelen, alsook de opkomst van de intensieve veehouderij. achtergrond dienen wij de schaalvergroting te beoordelen, alsook de opkomst van de intensieve veehouderij. Veel mensen die hierin werkzaam zijn behoren tot onze achterban. Vanwege de schaalvergroting ontstaan de zogenaamde megastallen. Hoe groot een megastal is kan niemand vertellen. Momenteel wordt gesproken over de Bleker-norm. ZICHT 2012-4 | december 2012
Veel gebouwen zijn verouderd en voldoen niet meer aan de milieueisen. Ook de dieren stellen andere eisen aan hun leefomgeving. Grupstallen zijn niet geschikt voor de huidige koeien. De huidige koeien produceren veel meer melk. Er zijn andere behoeften ontstaan: andere voeding, meer licht en meer beweging. In de jaren ‘70 van de vorige eeuw zijn de ligboxstallen gekomen. De inrichting was gericht op de koe van toen. Nu de koe groter is geworden, heeft zij meer ruimte nodig in de ligbox. Niet alleen in de rundveehouderij, maar ook in andere sectoren spelen de veranderde eisen voor de behoeften van de dieren een rol bij de nieuwbouw van stallen. Meer bewegingsruimte voor dieren vormt ook een reden tot vergroting van de stallen. Bij een gelijk aantal dieren worden de stallen dan noodzakelijkerwijs groter.
Dierwelzijn In de westerse samenleving heeft de behan-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 57
Het web rond voedsel | Drs. M. Bossers en ing. B. Engberts, Megastallen of schaalvergroting in argrarische sector
57 deling en verzorging van dieren een sterke verandering ondergaan. De burger is steeds verder af komen te staan van de dierhouderij. Burgers hebben een huisdier. Zij gaan met deze dieren om alsof het een lid van het gezin is. Het dier heeft bij de burger een andere plaats dan bij de agrariër die zijn dieren voor zijn levensonderhoud heeft. Zodra een burger vanuit zijn eigen perspectief de agrariër gaat beoordelen op het houden van zijn dieren, kan het faliekant mis gaan. Geen problemen ontstaan er bij de kleine bedrijven. Deze passen nog in het idyllisch beeld van de burger. Dit in tegenstelling tot de grotere bedrijven.
Nu er veel meer bekend is over betere omstandigheden voor dieren, stelt de overheid meer eisen aan de huisvesting en inrichting van de stallen. Dit heeft wel tot gevolg dat de kosten toenemen. Wil de veehouder dan nog voldoende inkomen uit zijn bedrijf genereren, dan moet hij wel een grotere stal bouwen.
De dierhouderij heeft echter altijd een economische basis gehad. Een veehouder leeft van de opbrengst van de productie van zijn dieren. Vanwege te lage opbrengstprijzen is een veehouder gedwongen zijn bedrijf te verZICHT 2012-4 | december 2012
groten om eenzelfde inkomen te halen. Intensivering, met zoveel mogelijk dieren per meter vloeroppervlakte, beoordelen wij als een nadelige ontwikkeling. Nu er veel meer bekend is over betere omstandigheden voor dieren, stelt de overheid meer eisen aan de huisvesting en inrichting van de stallen. Dit heeft wel tot gevolg dat de kosten toenemen. Wil de veehouder dan nog voldoende inkomen uit zijn bedrijf genereren, dan moet hij wel een grotere stal bouwen. Want de opbrengstprijzen houden nu bepaald geen gelijke tred met de stijgende kosten. Dieren hebben een geur. Per diersoort wisselt dat. Varkens hebben een sterkere geur dan koeien. Voeg je veel dieren bij elkaar dan ontstaat een nog sterkere geur. Deze geur wordt veroorzaakt door de mest. Burgers ervaren dit als stank. Met als gevolg dat er bij de bouw van een stal eisen gesteld worden aan de uitstoot van de stallucht. De stallucht moet gezuiverd worden voor ze in de buitenlucht geblazen worden. Er worden dan luchtwassers geplaatst. Dit heeft een verhoging van de kostprijs tot gevolg.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 58
Het web rond voedsel | Drs. M. Bossers en ing. B. Engberts, Megastallen of schaalvergroting in argrarische sector
58
Ziekteverspreiding De recente Q-koortsuitbraak is een voorbeeld van massale besmetting van mensen door dieren. In de eerste helft van de vorige eeuw vormde de tuberculose een bedreiging voor de mens. In het geval van zoönosen, als Qkoorts, is de kans op verspreiding bij grote concentraties dieren veel groter. Een voorwaarde voor de nieuwbouw van stallen zou kunnen zijn dat er een bepaalde afstand moet zijn tot de bebouwing. Verder wordt vaak als bezwaar genoemd het overmatige antibioticagebruik in grotere stallen. In de praktijk blijkt dat dit niet zo is. Overmatig antibioticagebruik heeft meer verband met de bedrijfsvoering.
Nadelen? Samenvattend kan gesteld worden dat een vergrote stal een voorwaarde is om als veehouder aan nieuw gestelde eisen van de overheid te voldoen en te overleven. Voordelen zijn de betere werkomstandigheden voor agrariër, er is een lagere kostprijs en het dierwelzijn wordt vergroot. Kleven er dan geen nadelen aan grote stallen? Ons antwoord is dat deze nadelen zijn te ondervangen door voorwaarden te stellen aan de bouw en inrichting van de stallen. Deze vraag is ook behandeld in een rapport van het RIVM enkele jaren geleden. De conclusie daarvan was eveneens dat er geen zwaarwegende nadelen zijn verbonden aan grote stallen.
Ruimtelijke afwegingen Veel agrarische bedrijven, vooral kleinere gemengde bedrijven, zijn gestopt. Leegstaande stallen geven een rommelige indruk. Bij nieuwbouw van grote stallen zou als voorwaarde kunnen gelden dat andere leegstaande bedrijfslocatie(s) afgebroken moeten ZICHT 2012-4 | december 2012
worden, zodat er geen verdere verstening van het platteland optreedt. Wanneer er van een reconstructiegebied sprake is, kan de gemeente met extra voorwaarden op ruimtelijk niveau het beleid aanscherpen. De gemeenteraad kan daarbij een bouwblokgrootte hanteren die voor de bestaande regelgeving geldt of groter, al naar gelang de behoeften en wensen van agrariërs en betrokken bewoners of deelnemers van de groene ruimte. Daarnaast kan een afstandscriterium gehanteerd worden voor de nieuwe vestigingen onderling, tot bestaande bedrijven en burgerwoningen of de rode contour van de kernen. Bijvoorbeeld: de afstand van bedrijven groter dan 390 NGE1 moet voor alle soorten bedrijven meer dan 500 meter bedragen tot zowel bebouwing als andere bedrijven groter dan 390 NGE.
Een vergrote stal is een voorwaarde om als veehouder aan nieuw gestelde eisen van de overheid te voldoen en te overleven. Een andere voorwaarde die een gemeentebestuur kan stellen, is dat een landschappelijke inpassing wordt gehanteerd die past bij de gebiedskenmerken. Daarvoor wordt een inpassingsplan overlegd na ingewonnen advies van een deskundige. Verder moet worden voldaan aan bestaande wet- en regelgeving op milieugebied. Nieuwe agrarische bouwpercelen in de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG-gebieden) worden alleen toegestaan voor bedrij-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 59
Het web rond voedsel | Drs. M. Bossers en ing. B. Engberts, Megastallen of schaalvergroting in argrarische sector
59 ven met agrarische vestiging of bestemming binnen de bebouwde kom of om deze uit extensiveringsgebieden te kunnen plaatsen. Hoogstens één of twee bedrijven mogen van buiten de gemeentegrenzen uit de regio komen. Agrarische bedrijven die (door reconstructie) op slot zitten, kunnen verplaatsen naar deze LOG-gebieden.
cussiepunt was het weren van megastallen in de LOG-gebieden. Op deze wijze wordt de nieuw-vestiging van de grotere bedrijven belemmerd, maar wordt de eigen agrarische ondernemingen binnen de gemeente wel een volwaardig perspectief geboden. Door aansluiting bij provinciaal beleid is dit het meest haalbaar.
Omliggende functies, waarden en belangen mogen niet in onevenredige mate worden geschaad. Bij het aanleggen van voerplaten en opslag van mest moeten deze binnen de landschappelijke inpassing plaatsvinden. Het dis-
Literatuur Voor verdere studie: www.dialoogmegastallen.nl Ir. J. Maljaars e.a., Houden van dieren, Guido de Brès-Stichting, Gouda 2012.
Noten 1 NGE = Nederlandse Grootte-Eenheid. 390 NGE staat voor een bedrijf met 325 koeien of 9750 vleesvarkens.
In- en verkoop THEOLOGISCHEen aanverwante BOEKEN
Noordweg 11, 4413 AA, Krabbendijke. Tel. 0113-502004. Maandag gesloten
www.boekhandelversprille.nl
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 60
Het web rond voedsel | Mw. D. van den Dikkenberg versus prof. dr. J.J. Polder, Voedsel zonder E-nummers: gezonder en lekkerder?
60
kwartaalstelling
Door de EU-goedgekeurde hulpstof: wie kent dat regeltje niet van voedselverpakkingen? E-nummers: maak je niet druk, zegt de één; je krijgt er vreselijke ziekten van, stelt de ander. Johan Polder, hoogleraar economische aspecten van gezondheid en zorg, en Dinneke van den Dikkenberg, auteur van het boek ‘Koken zonder Enummers’, geven in het kort hun visie op de goedgekeurde hulpstoffen.
Voedsel zonder E-nummers: gezonder en lekkerder? Voedsel zonder E-nummers is gezonder en lekkerder Mw. D. van den Dikkenberg Een supermarkt bestaat bij de gratie van conserveringsmiddelen. Zonder die moet er te vaak nieuwe aanvoer plaatshebben. Voedsel uit de supermarkt moet er verder aantrekkelijk uit zien, anders verkoopt het niet. Chemische hulpmiddeltjes geven het eten glans en kleur en voorkomen bijvoorbeeld dat het ranzig wordt of in elkaar zakt. De stoffen die daarvoor zorgen zijn vaak zoZICHT 2012-4 | december 2012
geheten E-nummers, door de Europese Unie goedgekeurde hulpstoffen. Ze zijn echter lang niet altijd onschuldig. Van sommige Enummers is bekend dat ze allerlei bijwerkingen hebben, sommige op de korte, andere op langere termijn. Gezondheidsklachten zijn dan het gevolg. Denk bijvoorbeeld aan ADHD, migraine, eczeem of hartritmestoornissen. Sommige E-nummers zijn zelfs in verband ge-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 61
Het web rond voedsel | Mw. D. van den Dikkenberg versus prof. dr. J.J. Polder, Voedsel zonder E-nummers: gezonder en lekkerder?
61 bracht met kanker. Veel E-nummers die afzonderlijk als onschadelijk zijn getest, veroorzaken in combinatie met andere E-nummers onverwacht toch gezondheidseffecten, zoals een Brits onderzoek eerder dit jaar uitwees. Dit jaar is de stichting Foodwatch begonnen om de E-nummers tegen het licht te houden. Het eerste geteste E-nummer E102 – een felgele kleurstof in frisdranken, gebak, koekjes en desserts – komt alvast niet zo goed uit de bus. Behalve dat de stof allergische reacties oproept en verergert, sluit de organisatie op basis van recent onderzoek zelfs kanker niet uit. Het besef begint meer en meer door te dringen dat het onderzoek aan E-nummers door de European Food Safety Authority (EFSA) niet per definitie betekent dat de stof géén gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Wel acht de Europese Unie in dergelijke gevallen de risico’s acceptabel. Wie E-nummers wil vermijden, zal ervaren dat veel voedsel uit de supermarkt moet blij-
ven staan. Het gaat bijvoorbeeld om pakjes en zakjes voor sausmixen en gerechten, koek, snoep, snacks en toetjes. Het is in het begin een behoorlijke zoektocht om een E-nummerarme, liefst E-nummervrije boodschappenlijst samen te stellen. Gelukkig zijn er verschillende hulpmiddelen om ons op weg te helpen1. In het algemeen zijn het de pure en basis ingrediënten waaraan niets mankeert. Het koken en bakken daarmee is wennen. De smaakjes van de mixen voor macaroni, soep, roerbaksausjes enzovoort zijn zo overheersend geweest, dat mensen de pure smaak van groenten en de ingrediënten eigenlijk ontwend zijn. Het is in het begin even omschakelen naar de pure smaak van tomaten, kruiden en specerijen. Maar wie eenmaal een tijdje op deze manier kookt en bakt, ruikt en proeft al snel als eten vol zit met E-nummers. Die ervaar je al gauw als een soort nep-smaak. Terwijl het pure eten zonder chemische toevoegingen pas echt genieten is.
Gezond en lekker E-ten Prof. dr. J.J. Polder Over smaak valt niet te twisten. Over E-nummers wel. Intens gelukkig kun je worden wanneer je op een winteravond met je gezin bij de openhaard een fijn stuk appeltaart eet, bereid volgens grootmoeders recept met lekker veel roomboter, rietsuiker en een dikke dot slagroom. En vooral ook: zonder E-nummers. Verrukkelijk. Maar het is een vergissing om te denken dat zo’n overheerlijk en gelukZICHT 2012-4 | december 2012
kig makend stuk taart vanzelfsprekend ook gezond is. Voedingsstoffen met een E-nummer zijn er in allerlei varianten. Sommige zijn tot op het niveau van de moleculen identiek aan stoffen die in de natuur voorkomen. Ze zijn hetzelfde en ze werken hetzelfde. Andere stoffen komen niet in de natuur voor. Maar in alle ge-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 62
Het web rond voedsel | Mw. D. van den Dikkenberg versus prof. dr. J.J. Polder, Voedsel zonder E-nummers: gezonder en lekkerder?
62 vallen is aan de toekenning van het E-nummer een lange weg voorafgegaan waarin is vastgesteld dat de stof bij normaal gebruik geen gevaar voor de gezondheid oplevert. Let wel, bij normaal gebruik. Bij abnormaal gebruik kan er van alles mis gaan. Maar dat geldt ook voor natuurlijke producten. Neem water, misschien wel de meest onderschatte voedingsstof. Wat is er nu lekkerder en gezonder dan een glas water op zijn tijd. Maar voor je gezondheid is het natuurlijk niet zo bevorderlijk wanneer je achter elkaar een emmer leegdrinkt. Zelfs de meest veilige stof gaat gezondheidsrisico’s opleveren wanneer we er teveel van gebruiken. Voor de toepassing van E-nummers gelden strenge eisen, en zelfs al zou er een schadelijk stofje inzitten, dan is de concentratie daarvan zo laag dat onze gezondheid daar helemaal niets van merkt. E-nummers zijn niet per definitie ongezond, en omgekeerd zijn natuurlijke voedingsstoffen niet per definitie gezond. Want als die appeltaart model staat voor een zoet en vet voedingspatroon zou je daar zomaar diabetes aan over kunnen houden. Of dichtslibbende kransslagaders. De voorkeur voor natuurlijke producten en grootmoeders recepten heeft te maken met een trend naar nostalgie die breed in de samenleving aanwezig is. Deze recepten geven
antwoord op een zucht naar romantiek, waar ook die openhaard goed bij past. En daar is weinig mis mee. Maar er is ook een andere kant. Breed in de samenleving leeft ook de afkeer van risico’s die ongewild op ons afkomen, terwijl er tegelijkertijd een onmiskenbare hang bestaat naar het vrijwillig nemen van risico’s. We willen dat de overheid ons beschermt tegen alle mogelijke risico’s, maar tegelijkertijd dulden we niet dat diezelfde overheid iets aan onze leefgewoonten zou willen veranderen. Denk aan de rokers die zich druk maken over asbest in hun flat of fijnstof in de lucht. We eisen veilige snelwegen, maar verafschuwen snelheidslimieten en flitspalen. We eisen de veiligste voedingsstoffen, maar eten ondertussen veel te veel, veel vet, veel te zoet en veel te zout. We boycotten zowel de E-nummers als de schijf van vijf. ‘Beauty is in the eye of the beholder,’ schreef Shakespeare. Over smaak valt niet te twisten, maar wie gezond wil eten heeft genoeg aan drie adviezen: maak je niet druk over E-nummers, eet gevarieerd en vooral ook matig, en ga in de leer bij Jezus: ‘Er is niets van buiten den mens in hem ingaande, hetwelk hem kan ontreinigen; maar de dingen, die van hem uitgaan, die zijn het, welke den mens ontreinigen. Zo iemand oren heeft om te horen, die hore.’
Noten 1 Zie bijvoorbeeld www.kook-zonder-e.nl voor een uitgebreide lijst van E-nummervrije artikelen uit verschillende supermarkten. Je kunt ook aan de slag met kookboeken die De Banier uitgegeven heeft.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 63
Het web rond voedsel | Mw. K.C. van Dijk LL.M., Een toekomstbestendig Europees landbouwbeleid?
63
thema
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid beslaat een fors deel van de Europese begroting. Dat heeft zo z’n redenen. Zijn die argumenten nog steeds valide? Hoe ziet de SGP-fractie in het Europees Parlement de toekomst van het Europees landbouwbeleid?
Mw. K.C. van Dijk, LL.M, beleidsmedewerker eurofractie SGP
Een toekomstbestendig Europees landbouwbeleid? Begin november 2012 spraken we met een Britse collega in het Europees Parlement die aan de onderhandelingstafel zit voor de landbouwhervormingen. Deze collega adviseert een van de schaduwrapporteurs op het meest in het oogspringende dossier; namelijk dat over de directe betalingen. Ons doel was uiteraard om wat overwegingen mee te geven voor gebruik aan die onderhandelingstafel en om via hem zicht te krijgen op het proces achter de schermen. Nadat hij ons met een ZICHT 2012-4 | december 2012
vleugje Britse humor complimenteerde met het feit dat de Nederlanders de laatsten waren die zich in de 17e eeuw nog enigszins konden meten met de Britten, gaf hij zijn visie op het Europese landbouwbeleid en het hervormingsproces, vanuit liberale hoek. ‘De markt levert het beste resultaat. Directe betalingen komen uiteindelijk neer op het opdrijven van de grondprijs’, redeneerde hij. Zijn conclusie laat zich raden: het landbouwbeleid ziet hij het liefst per direct afgeschaft
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 64
Het web rond voedsel | Mw. K.C. van Dijk LL.M., Een toekomstbestendig Europees landbouwbeleid?
64 worden. Zijn kritiek op het huidige hervormingsproces was dan ook dat aan de basisvraag van bestaansrecht voor het landbouwbeleid voorbijgegaan wordt. Is een Europees landbouwbeleid te rechtvaardigen? Hoe staan wij er in?
Uit ervaring leerde men dat wanneer je als overheid de prijs ondersteunt, de productie wel beheersbaar moet zijn. Anders kunnen er zogenoemde melkplassen en boterbergen ontstaan. Door de jaren heen Laten we eerst de geschiedenis van een van de oudste beleidsterreinen van de Europese Unie eens kort schetsen. In de periode na de Tweede Wereldoorlog stond de voedselproductie in Europa op een laag pitje. Eind jaren ´50 startte men met het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De doelen waren (en zijn) als volgt omschreven in het Verdrag: productiviteitstoename, door technische vooruitgang te bevorderen en door optimaal gebruik te maken van productiefactoren; een redelijke levensstandaard in de landbouwsector; stabilisering van de markt; voedselzekerheid en redelijke prijzen voor de consument. ‘Brussel’ wilde dus onder meer iets doen aan de slechte inkomenssituatie in de landbouwsector. Men redeneerde dat een boer in principe het inkomen moest verkrijgen uit de markt, maar aangezien de markt dat inkomen niet automatisch leverde, probeerde de ZICHT 2012-4 | december 2012
EU de prijs kunstmatig op een goed niveau te krijgen en houden. Bij een te groot aanbod werden producten opgekocht en bij een laag aanbod werden deze interventievoorraden weer op de markt gebracht. Een volgend probleem was dat de prijzen die in Europa nodig waren voor een redelijk inkomen, boven de wereldmarktprijs lagen; om die reden werden er importheffingen en exportrestituties in het leven geroepen ter bescherming van de eigen sector. Uit ervaring leerde men dat wanneer je als overheid de prijs ondersteunt, de productie wel beheersbaar moet zijn. Anders kunnen er zogenoemde melkplassen en boterbergen ontstaan. Teneinde dit probleem aan te pakken werd in 1984 de melkquotering ingevoerd. In 1992 besloot men onder leiding van MacSharry om de steun los te maken van de productieomvang. Van prijssteun naar inkomenssteun, om de sector meer marktgericht te laten produceren. Tijdens de ‘Mid Term Review’ in 2003 werd besloten om cross compliance voorwaarden inzake milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn te stellen voor de ontvangst van de bedrijfstoeslag. Exportrestituties werden afgebouwd en deze zullen volgend jaar uitgefaseerd zijn, wat een goede zaak is gezien de verstorende werking van deze subsidies. Op dit moment is een nieuwe hervormingsronde gaande, waarover straks meer.
Rationale voor landbouwbeleid Eerst even terug naar de basisvraag of het Europees landbouwbeleid nog bestaansrecht heeft. Het Europees verkiezingsprogramma van Christen-Unie en SGP uit 2009 stelt dat ‘Europa een taak heeft in het beschermen van de maatschappelijke waarden van het land-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 65
Het web rond voedsel | Mw. K.C. van Dijk LL.M., Een toekomstbestendig Europees landbouwbeleid?
65 bouwbeleid. Deze worden niet vanzelfsprekend nagestreefd in een geliberaliseerde landbouwmarkt.’ Naast voedselzekerheid worden daarbij ook waarden genoemd als dierenwelzijn, milieu en landschappelijke waarden. Als onderliggende argumentatie vinden we een aantal bijzondere kenmerken vermeld over de agrarische sector. Zo is voedsel voor de mens een eerste levensbehoefte. Voldoende voedsel is echter niet vanzelfsprekend beschikbaar. De afhankelijkheid van de natuur speelt daarbij een rol. Het verkiezingsprogramma stelt: ‘Marktgericht produceren is een juist uitgangspunt.’ Tegelijkertijd wordt benadrukt dat niet alles verwacht moet worden van marktwerking. Als het gaat om de waardeverdeling in de keten, heeft de primaire sector geen gelijke positie ten opzichte van andere actoren. Groothandel en supermarkten hebben meer macht om de prijs te bepalen. Denk even terug aan de prijsverlaging die Albert Heijn recentelijk doorvoerde, niet richting de consument, maar richting de boer. Er is op dit moment nog een te groot verschil tussen ‘is’ en ‘ought to be’ als we kijken naar de wijze waarop de waarde in de keten verdeeld wordt. In de voedselsector is sprake van een inelastische vraag. Aangezien de vraag maar beperkt reageert op het aanbod, kunnen tijdelijke overschotten of tekorten tot grote prijsschommelingen leiden. Het aanbod is bovendien niet met een enkele druk op de knop aan te passen door de bedrijfsstructuren met grote investeringen en zodoende hoge vaste kosten, lange bedrijfscycli en de afhankelijkheid van weersomstandigheden. Kortom, het is gerechtvaardigd de specifieke kenmerken en waarden van de agrarische sector mee te nemen in beleidsoverwegingen. ZICHT 2012-4 | december 2012
Huidige hervorming Naar schatting zal de wereldbevolking in 2050 gegroeid zijn tot 9 miljard mensen. De uitdaging van de toekomst is voedselzekerheid te realiseren op een wijze waarbij duurzaam omgesprongen wordt met natuurlijke hulpbronnen. Voortschrijdende innovatie die daaraan bijdraagt, is nodig. Het is zeer de vraag of de hervormingsvoorstellen daar voldoende ruimte voor geven. De huidige hervorming, bedoeld voor de periode 2014 tot 2020, zal de geschiedenis in gaan als die van de herverdeling en de vergroening.
In de voedselsector is sprake van een inelastische vraag. Aangezien de vraag maar beperkt reageert op het aanbod, kunnen tijdelijke overschotten of tekorten tot grote prijsschommelingen leiden.
Herverdeling De herverdeling binnen landen is het vervolg op de eerdergenoemde ontkoppeling. De bedrijfstoeslagen waren weliswaar al losgekoppeld van de productie, maar de bedragen per bedrijf werden nog steeds vastgesteld op basis van historische referenties en reflecteerden zodoende de uitgangspositie van jaren geleden. De Europese Commissie wil toe naar een gelijk bedrag per hectare per lidstaat of regio. Dit zal een grote verandering betekenen voor sectoren als de kalverhouderij en melkveehouderij.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 66
Het web rond voedsel | Mw. K.C. van Dijk LL.M., Een toekomstbestendig Europees landbouwbeleid?
66
Daarnaast zal er een herverdeling plaatsvinden tussen lidstaten. Voor de Baltische staten en ook de rest van de nieuwkomers sinds 2004 zullen de bedrijfstoeslagen omhoog gaan terwijl andere landen een stuk budget inleveren. De herverdeling als principe staat niet ter discussie, maar wel het tijdpad en de manier waarop. Vergroening De voorstellen van de Europese Commissie voor vergroening zijn het onderwerp van de meeste discussie. Komt het niet neer op een lastenverzwaring voor de agrariërs terwijl onduidelijk is wat bijvoorbeeld de biodiversiteitswinst zal zijn? Het kritisch onder de loep nemen van deze voorstellen is naar onze mening terecht. De voorgestelde maatregelen zijn: gewasdiZICHT 2012-4 | december 2012
versificatie van minimaal drie gewassen als het aan de Europese Commissie ligt, het onderhouden van permanent grasland en het inrichten van een ecologisch focus gebied van 7 procent op de hectares die in aanmerking komen voor de bedrijfstoeslag. De genoemde maatregelen zouden een gunstige uitwerking moeten hebben op respectievelijk bodem, klimaat en biodiversiteit. Met name het buiten gebruik stellen van 7 procent van het areaal is een crime voor akkerbouwers in Nederland. Duurbetaalde, vruchtbare grond kan voor dat deel niet gebruikt worden voor voedselproductie, terwijl de Commissie niet duidelijk maakt wat precies de meeropbrengst voor de biodiversiteit is van deze 7 procents-eis ten opzichte van een lager percentage. In het voorstel van de Europese Commissie
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 67
Het web rond voedsel | Mw. K.C. van Dijk LL.M., Een toekomstbestendig Europees landbouwbeleid?
67 wordt 30 procent van de bedrijfstoeslag gekoppeld aan het uitvoeren van bovenstaande vergroeningseisen. Bij het niet nakomen van de vergroeningseisen wil de Commissie naast het inhouden van de vergroeningsbetaling ook gaan korten op de basisbetaling. Daar zijn wij tegen en daarin staan we niet alleen in het Europees Parlement. De Landbouwcommissie van het Europees Parlement buigt zich nu over ongeveer 7500 wijzigingsvoorstellen. Denk daarbij aan amendementen om de vergroening als optionele top-up aan te bieden, en voorstellen om het percentage voor de ecologische focusgebieden op 3 of 5 procent te stellen in plaats van 7 procent. Meer flexibiliteit Ook zijn er amendementen vanuit het Europees Parlement om meer maatwerk mogelijk te maken voor vergroening. Daarbij valt te denken aan twee sporen. Het eerste spoor zou een Europese keuzelijst behelzen waaruit de lidstaten een aantal maatregelen kunnen kiezen waarvan boeren in betreffende lidstaat er vervolgens bijvoorbeeld weer twee selecteren.
De Landbouwcommissie van het Europees Parlement buigt zich nu over ongeveer 7500 wijzigingsvoorstellen. Certificering ‘green by definition’ Het andere spoor bestaat uit een aantal praktijken als ‘green by definition’ aan te merken. Dat geldt in de Commissievoorstellen al voor ZICHT 2012-4 | december 2012
biologische landbouw. De lidstaten zouden daartoe dan een certificeringssysteem kunnen opstellen. De Europese Commissie heeft al aangegeven dat laatste spoor van certificering van bepaalde praktijken, uitvoerbaar te achten. Zij benadrukt dat certificaten dan alleen afgegeven zouden kunnen worden voor praktijken die tenminste een ‘gelijkwaardig effect’ hebben als de vergroeningseisen van de Europese Commissie. Het idee van certificering biedt wat uitzicht op maatwerk. Alhoewel, het moet blijken hoe eenvoudig het is om uitvoerbare praktijken te vinden die als ‘gelijkwaardig in effect’ gekwalificeerd kunnen worden. Om een vergelijking te kunnen maken zal de Europese Commissie trouwens wel eerst duidelijk moeten maken wat het precieze effect is van haar eígen vergroeningseisen. De Europese Commissie lijkt met haar vergroeningsvoorstellen vooral te hebben gekeken naar een set maatregelen die makkelijk te controleren is, in plaats van naar de uitvoerbaarheid voor de sector en naar de opbrengst in termen van verduurzaming die tegenover de kosten staat. Wij zijn van mening dat de optie om andere praktijken aan te kunnen merken als ‘green by definition’, in ieder geval een verbetering is in termen van flexibiliteit ten opzichte van de Commissievoorstellen. Mogelijkerwijs kunnen plannen voor waterbeheer, energie-efficiënte en nutriëntenmanagement op bedrijfsniveau als de certificeringsoptie er komt - ook in aanmerking komen voor een vergroeningscertificaat. Al is nog niet duidelijk hoe de wetgeving er uiteindelijk uit komt te zien, de Nederlandse overheid heeft alvast aangegeven richting de sector dat die zelf zal moeten komen met voorstellen voor certificering, mocht men daar kansen zien liggen.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 68
Het web rond voedsel | Mw. K.C. van Dijk LL.M., Een toekomstbestendig Europees landbouwbeleid?
68
Tot slot Het Europees landbouwbeleid wordt op dit moment hervormd en daarbij speelt ook de discussie over het bestaansrecht op. De SGP ziet voor de Europese Unie nog steeds een taak weggelegd in het beschermen van de maatschappelijke waarden van het landbouwbeleid, zoals voedselzekerheid, dierenwelzijn, milieu en landschappelijke waarden. Het is noodzakelijk dat beleid steeds wordt toegesneden op veranderende omstandigheden en uitdagingen. In dat verband kunnen
kritische kanttekeningen geplaatst worden bij de huidige hervormingsvoorstellen die inzetten op een drietal vergroeningseisen, terwijl de opbrengst van de voorgestelde maatregelen onduidelijk blijft. De uitdaging van de toekomst is voedselzekerheid te realiseren voor een toenemend aantal mensen terwijl duurzaam omgesprongen wordt met natuurlijke hulpbronnen. Volgens de SGP is duurzame innovatie daarbij een kernbegrip, waarvoor dan ook ruim baan zou moeten zijn in het nieuwe beleid.
De European Eurro opean Christian Chrristian Political Pollitical Foundation Foundation n werkt werkt aan aan versterking ver e rs stte errki king n c h r is t e lijk g eluid iin nE u ro p a . D oet u m ee en en steunt steunt u ons? ons? van va n het het christelijk geluid Europa. Doet mee In h het et vvoorjaar oorjaar vvan an 2011 iis s de European European Christian Christian Political Political Foundation Foundation opgericht. opgericht. De De ECPF ECPF vormt vormt al als s ‘‘Europees Europees WI’ WI’ het E Europese uropese netwerk netwerk voor voor Christelijke Christelijke denk denktanks tanks en organisaties organisaties di die e actief actieff zzijn ijn op het kruispunt kruispunt vvan an Christelijk Christelijk geloof, geloof, m maatschappij aatschappij en politiek. politiek. De E ECPF CPF kan kan door door haar haar netwerk netwerk bes bestaande taande kkennis ennis en en expertise expertise verbinden verbinden met m et me mensen nsen en en organisaties organisaties in in geheel Europa Europa door co conferenties, nferenties, p publicaties ublicaties e en n ttrainingen. r a in in g e n . D De eE ECPF CPF re reikt ik t p politici olitici op E Europees nationaal niveau veau uropees en nat ionaal ni relevante aan,, vvooral als belangrijke angrijke ooral al s bel re levante iinformatie nformatie aan principes omtrent gezin en medische op p pr incipes om trent g e z in e n m edische ethiek e th ie k o het spel spel staan. staan. ECPF van CPF werken werken samen samen rondom rondom de de vertaling vertaling van De Guido Guido de de Brès-Stichting Brès-Stichting (WI-SGP) (WI-SGP) en de E publicaties SGP-partners Oost-Europa. nO ost-Europa. publ icaties en conferenties conferenties met met S GP-partners iin maar de ECPF Europees Parlement, P a r le m e n t , m aar de ssubsidie ubsidie vvoor oor d e E CPF in De ECPF ECPF ontvangt ontvangt subsidie subsidie van van het het Europees deze n dez e oor 31 december december 2012. Elke Elke euro euro steun steun iin 2013 is is afhankelijk afhankelijk vvan an haar ffondswerving ondswerving vvoor eindsprint betekent euro extra subsidie het Europees an h et E uropees Parlement Parlement en en is is dus dus een een investering investering ei ndsprint bet ekent 6 eur o ex tra su bsidie vvan in een een helder helder christelijk christelijk geluid geluid in Europa. E u ro p a .
>Uw >Uw steun steun is welkom welkom op bankrekeningnummer bankrekeningnummer 1537.31.095 1537.31.095 t.n.v. t.n.v. de ECPF te Amersfoort< Amersfoort< ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 69
Het web rond voedsel | Ing. K. de Vries MEd, Voedsel en zekerheid in fragiele omgevingen
69
thema
In fragiele omstandigheden waarin vluchtelingen binnen of buiten hun eigen land verkeren is de zekerheid van een gevuld bord niet vanzelfsprekend. Naast water, onderdak en sanitatie spelen land- en tuinbouw en belangrijke rol in de eerste opvang. Dit geldt ook in een situatie van terugkeer, wederopbouw en ontwikkeling.
Ing. K. de Vries MEd, landbouwkundige1
Voedsel en zekerheid in fragiele omgevingen Diverse organisaties, zoals ZOA Hulp Hoop Herstel, Woord en Daad, Red een Kind, Dorcas, maar ook de diaconale takken van zendingsorganisaties in de achterban van de SGP zijn betrokken bij dergelijke situaties. In het algemeen stel ik vast dat de landbouw in beleid en programma’s van overheden en ontwikkelingsorganisaties onvoldoende aandacht krijgt. Het aandeel van landbouw en voedselvoorziening in ontwikkelingsbudgetten is sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuw ZICHT 2012-4 | december 2012
met circa 70 tot 80% afgenomen. Dat is een verkeerde ontwikkeling. Want land- en tuinbouw, de productie van voedsel, zijn belangrijke onderdelen van ieder ontwikkelingsproces, maar in het bijzonder in noodhulpsituaties. Denk bijvoorbeeld aan de Hoorn van Afrika. In 2011 sloegen vele Somaliërs op de vlucht. De droogte, maar ook een toenemende situatie van geweld, speelde een rol bij de onzeker-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 70
Het web rond voedsel | Ing. K. de Vries MEd, Voedsel en zekerheid in fragiele omgevingen
70 heid van voedsel voor deze mensen. Massaal komen ze op nabij gelegen gebieden af waar nog wel veiligheid en beschikbaarheid van water, grond en gewassen is om te kunnen overleven. Hier begint al de eerste aanpak waarbij landbouw belangrijk is. In een situatie van ontwrichting is de beste benadering na de eerste noodhulp de mensen hoop te bieden door rust te garanderen in veilige kampen en hen zelf te betrekken bij de productie van voedsel in tuintjes rondom het tentenkamp.
Nederlandse ondernemers en lokale gemeenschappen Om landbouw in ontwikkelingslanden toekomstbestendig te maken en te houden is een goede en aanbevelenswaardige strategie de volgende: Een verdere ontwikkeling van waterreserves en het nastreven van landbouwsystemen waar afhankelijk van het seizoen verschillende typen gewassen worden verbouwd. Bijvoorbeeld bij ZOA spelen vooral in de meer stabiele situaties zakelijke ondernemers vanuit Nederland een stimulerende rol. Dit zou verder versterkt kunnen worden door hen de mogelijkheid te bieden ook zakelijke belangen ter plaatse te ontwikkelen. Voor de continuïteit is dit zeker van belang op het moment dat een op herstel gerichte organisatie zich om beleidsmatige redenen gaat terugtrekken. Van groot belang is dat lokale gemeenschappen maximaal worden betrokken bij hun eigen ontwikkeling. Ter illustratie: in Cambodja organiseerde ZOA op dorpsniveau participatieve processen om het grondgebruik in kaart te brengen. Bij het afbouwen van programma’s door ZOA kunnen deze dorpen met hun kaartmateriaal in samenwerZICHT 2012-4 | december 2012
king met ontwikkelingsorganisaties verder werken aan de aanleg van waterreservoirs en opslagplaatsen voor landbouwgewassen. In Afrika, maar ook in grote delen van Azië, is er wat dat betreft nog veel werk aan de winkel.
Productiecapaciteit bodem Schaarste als gevolg van natuurrampen is niet alleen een gevolg van de natuurlijke omstandigheden, maar ook van een tekortschietend besef om voorbereid te zijn op mogelijke natuurrampen. In een fragiel milieu kan de mens zelf veroorzaker zijn van een versterkt effect van de ramp door onvoldoende risicospreiding en ontoereikende landbouwmethoden. Het voorkomen van bodemuitputting en bodemerosie, naast het toepassen van bodemconservering en verbetering van bodemvruchtbaarheid, is niet overal gemeengoed. Te wijd verbreid is het verschijnsel van platbranden van akkerbouwgebieden.
Van groot belang is dat lokale gemeenschappen maximaal worden betrokken bij hun eigen ontwikkeling.
Een toekomstbestendige landbouw moet voldoen aan een denkbeeldige drietrapsraket. Ten eerste de oorzaak van verlies aan bodemvruchtbaarheid aanpakken door de brandbare natuurlijke materialen te composteren. Dit vraagt programma’s met een sterk educatief karakter. Het produceren van voedsel met behulp van compost is zo productief dat de voordelen hiervan snel duidelijk worden.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 71
Het web rond voedsel | Ing. K. de Vries MEd, Voedsel en zekerheid in fragiele omgevingen
71 gevolg te hebben. Het diepe wortelstelsel van deze bomen bleek in staat fosfaat te mobiliseren uit de diepe ondergrond en via bladval aan de teeltlaag terug te geven.
Eigendomsrechten
Een volgende, moeilijker stap is de verbetering van bodemvruchtbaarheid. Hierin speelt het gebruik van stikstofbindende planten en gewassen een belangrijke rol. Dergelijke planten zijn lokaal vaak wel aanwezig, maar worden hiervoor niet benut. Deskundigheid is belangrijk in het aanpassen van de keuze van stikstofbinders aan de lokale bodemsamenstelling en klimaatomstandigheden. Als derde trap komt er in een landschap met veel reliëf nog de benutting van bomen en struiken als nutriëntenpompen bij. Tevens kunnen deze gewassen dienst doen in het vasthouden van de bodem op hellingen. Er vormt zich dan een terrascultuur. In de Filippijnen werd op deze manier bijvoorbeeld de Sloping Agricultural Land Technology (SALT) in diverse vormen ontwikkeld. In de Savannezone van Afrika is de benutting van de Acacia-boomsoorten een bekend voorbeeld. In Nederland is recent onderzoek gedaan naar de rol van verschillende boomsoorten naar de conservering en mobilisatie van nutriënten door boomsoorten. In natuurgebieden waarvan de doelstelling was dat die moesten verschralen, bleek de aanwezigheid van berken een verhoging van het fosfaatgehalte tot ZICHT 2012-4 | december 2012
In de fase van herstel en ontwikkeling lopen we in de landbouw tegen twee fenomenen aan. Enerzijds is arbeid goedkoop, waardoor een intensievere en kapitaalsintensieve vorm van landbouw moeilijk van de grond te tillen is. Anderzijds zijn de eigendomsrechten van de grond gebaseerd op etnisch variabele afspraken over het gebruik van stamgronden. De rechten op die gronden zijn meestal niet erkend door banken. Hierdoor is het voor boeren niet of nauwelijks mogelijk om vergaande ontwikkeling van gronden ter hand te nemen. Een uitweg kan geboden worden via beperkte vormen van microfinanciering. Maar wil intensivering in de landbouw in ontwikkelingslanden plaats vinden via kapitaal en mechanisatie, dan zullen de landrechten beter moeten worden vastgelegd. Een alternatieve route is dat andere producten geteeld gaan worden die voldoende inkomsten opleveren om een gebrek aan zekerheid te compenseren.
Kansen voor het Midden- en Kleinbedrijf In landen waar een stabiele politieke situatie heerst, kan zich in samenwerking met banken een agro-industrieel complex ontwikkelen dat is gebaseerd op eigendomsrechten. Dit biedt kansen voor ontwikkelingsbeleid waarin het Midden- en klein bedrijf (MKB), ook uit westerse landen een rol kan spelen. De Rabobank mikt hierop in haar recente uitingen met betrekking tot het nieuwe aandachtspunt van ontwikkelingssamenwerking
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 72
Het web rond voedsel | Ing. K. de Vries MEd, Voedsel en zekerheid in fragiele omgevingen
72 onder het tweede kabinet Rutte. Hierin zou tevens een extra stukje voedselzekerheid tot stand kunnen komen. Als gevolg van de beperkte houdbaarheid van tropische vruchten, maar ook door schimmels en plagen in graan en knollen, gaan nog steeds flinke delen van de land- en tuinbouwoogsten in deze landen verloren.
Als gevolg van de beperkte houdbaarheid van tropische vruchten, maar ook door schimmels en plagen in graan en knollen, gaan nog steeds flinke delen van de land- en tuinbouwoogsten in deze landen verloren. Een voorbeeld uit eigen ervaring: als ik in Nederland een mango proef, komt direct de herinnering naar boven van de smaak van geel-oranje mango’s zoals ik ze regelmatig kocht van een Izi-familie aan de weg van Iziogo naar Iboko in Nigeria: onovertroffen! Maar een deel van de oogst ging altijd weer verloren doordat deze familie niet in staat was de mango’s te conserveren in de vorm van houdbare jam of sap. Wat dat betreft ligt er voor ondernemers een flinke markt open voor de conservering van allerlei producten.
‘Peak oil’ Wanneer we mikken op een strategie die inzet op een verbeterde bodemvruchtbaarheid en intensivering van landbouw, moeten we ZICHT 2012-4 | december 2012
wel bedenken dat onze eigen intensieve landbouwmethoden sterk afhankelijk zijn van zowel fossiele brandstoffen als bestanddelen van kunstmeststoffen die in afnemende mate beschikbaar zijn. Kunstmest bestaat in een algemene formule uit stikstof (N), fosfaat (P) en kalium (K). Voor het vastleggen van stikstof uit lucht is momenteel fossiele brandstof nodig. In het bijzonder aardolie bevindt zich in een productiepiek, waardoor de prijs van deze grondstof hoog is. Dit heeft een nadelig effect op de prijsontwikkeling van kunstmest en dus ook op de beschikbaarheid hiervan voor landbouwers in ontwikkelingslanden. Een reden te meer om in landbouwvoorlichting in deze landen de nadruk te leggen op stikstofbindende gewassen die soms wel tot 150 à 200 kg stikstof per hectare per jaar kunnen vastleggen.
‘Peak phosphate’ Hetzelfde gaat min of meer op voor de beschikbaarheid van fosfaat. Dit wordt gewonnen uit een beperkt aantal mijnen, waarvan het merendeel zich in Marokko en China bevinden (zie figuur 1). De huidige vraag naar fosfaat, voor zowel de landbouw als andere toepassingen daarbuiten, is groter dan de productiecapaciteit van de betreffende mijnen. Verschillende fosfaat gerelateerde industrieën zijn dan ook ijverig op zoek naar processen om fosfaat te recyclen. Een opmerking terzijde: het is een blunder van de eerste orde dat in Nederland een bedrijf als Thermphos nabij de Vlissingse haven wordt tegengewerkt in plaats van gefaciliteerd bij het ontwikkelen van nieuwe recyclingprocessen. Gelet op het voorgaande is dit bedrijf van strategisch belang voor de Nederlandse landbouwsector. Voor landbouwers in ontwikkelingslanden is fosfaat als bestanddeel van
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 73
Het web rond voedsel | Ing. K. de Vries MEd, Voedsel en zekerheid in fragiele omgevingen
73 planten en organisch restmateriaal belangrijk en onvervangbaar. Door het tegengaan van het platbranden van akkerbouwarealen en het bevorderen van compostering op grote schaal, kan uit de bodem beschikbaar gekomen fosfaat in het lokale landbouwsysteem behouden blijven. Dit laatste geldt overigens ook voor kalium, al kent deze kunstmeststof minder problemen.
Aanbevelingen voor beleid Tot slot vat ik het voorgaande samen in vijf beleidsaanbevelingen. Een goed landbouwontwikkelingsbeleid heeft voldoende aandacht voor: 1. Maximale participatie van de lokale gemeenschappen;
2. Aanleg en onderhoud van watersystemen en bijbehorende infrastructuur; 3. Behoud en verbetering van bodemvruchtbaarheid door het tegengaan van platbranden van arealen, bevordering van compostering en gebruik van stikstofbinders en boomcultures in lokale landbouwsystemen; 4. Verbetering van wetgeving en wetshandhaving met betrekking tot eigendomsrechten van landbouwgronden; 5. (als het hiervoor genoemde voldoende van de grond is gekomen) Een toename van de mogelijkheden voor banken en bedrijven om de landbouw in samenwerking met de kleine boeren verder te ontwikkelen en te intensiveren.
Noten 1 De auteur is als landbouwkundige werkzaam geweest in Nigeria (ZGG). Betrokken (geweest) bij NIMD en ZOA Hulp Hoop Herstel. Thans is hij werkzaam als docent in het voortgezet onderwijs. 2 Bron: Rosemarin A., De Bruijne G., Caldwell I., ‘The next inconvenient truth, Peak Phosphorus’, augustus 2009, www.thebrokeronline.eu.
Figuur 1 - Mondiale fosfaat en zwavelzuur reserves2 ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 74
Het web rond voedsel | Ing. K. de Vries, Voedsel en zekerheid in fragiele omgevingen
74
Bedrijven meer betrekken bij ontwikkelingssamenwerking Het kabinet Rutte-II wil flink bezuinigen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Daar tegenover wil het nieuwe kabinet wel investeren in een revolverend fonds waarmee investeringen van bedrijven (m.n. MKB) in ontwikkelingslanden worden ondersteund. Wat vindt u daarvan? “De bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking zou vooral de megafinancieringen via internationale organisaties en de bilaterale handelsbalanssteun moeten raken. Daar help je de echte armen van deze wereld niet mee. Het gaat hierbij meestal om nogal generieke financieringen. Bepaald geen maatwerk, waar juist wel behoefte aan is op lokaal niveau. Het stimuleren van ‘activiteiten’ van het MKB lijkt mij overigens uitstekend, mits dit ten goede komt aan de kleine landbouwers en hun positie verbetert.” “Er is altijd een risico dat er klappen vallen bij de kleinere ontwikkelingsorganisaties, zoals bijvoorbeeld ZOA. Maar ZOA speelt hier bijvoorbeeld zelf ook al op in door extra capaciteit te ontwikkelen in het schrijven van project- en programmavoorstellen. Het stimuleren van uitstekende uitvoering van projecten en het werven van fondsen bij allerlei internationale organisaties, en niet alleen bij de Nederlandse overheid, dragen daar ook substantieel aan bij. Door je werk goed te doen trek je ook gemakkelijker fondsen aan. ZOA wordt bijvoorbeeld zelfs regelmatig uitgenodigd door UNHCR en UNDP in crisisgebieden om een bijdrage te leveren. Recent nog in Uganda, waar UNHCR dringend om capaciteit verlegen zat.” “Zowel ZOA als Woord en Daad werken met zakelijke partners uit de eigen achterban aan projecten. Dit zou eventueel versterkt kunnen worden via een revolverend fonds. Meer in het algemeen zie ik daar een rol voor in de ontwikkeling van waterreserves, productconservering en -vermarkting. Banken, en zeker zo'n coöperatieve landbouwbank als de Rabobank, zouden daarin een stimulerende en motiverende rol kunnen spelen.”
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 75
Het web rond voedsel | J. van Tongeren, Economische ontwikkeling Afrika vergt doortastende aanpak
75
worldview
Sinds de dekolonisatie besteedt het Westen aanzienlijke fondsen aan ontwikkelingssamenwerking. Desondanks blijft het vaak nodig om voedselhulp te bieden. Intussen neemt de bevolking van Afrika snel toe en is in sommige regio’s van dat continent sprake van overbevolking. Hoe bereiken we de situatie waarin voedselhulp overbodig is en Afrika minder afhankelijk wordt van ontwikkelingssamenwerking?
J. van Tongeren, politiek adviseur ECPYN en redacteur Novini1
Economische ontwikkeling Afrika vraagt vergt doortastende aanpak Waar projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking op beperkte schaal veel goeds kunnen betekenen, is het voor de langere termijn belangrijk de vraag te stellen naar de economische structuren. Als de economische ontwikkeling op de huidige voet voortgaat, zullen sommige Afrikaanse landen er namelijk niet in slagen binnen afzienbare termijn economisch op eigen benen te staan. ZICHT 2012-4 | december 2012
Dat betekent dat het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft alleen maar zal toenemen. Uit cijfers van het UNDP, het ontwikkelingsprogramma van de VN, blijkt dat nu al bijna de helft van de 800 miljoen inwoners van Afrika bezuiden de Sahara onder die grens leeft2. Laat ik een van de structurele economische problemen in Afrika illustreren aan de hand van een voorbeeld.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 76
Het web rond voedsel | J. van Tongeren, Economische ontwikkeling Afrika vergt doortastende aanpak
76
Sperziebonen uit hongerend Afrika Vorig jaar werd de Hoorn van Afrika, een regio die landen als Ethiopië en Somalië omvat, getroffen door een hongersnood. Deze hongersnood werd veroorzaakt door droogte. Ondertussen waren er op de groenteafdelingen van Nederlandse supermarkten sperziebonen en avocado’s uit Ethiopië te vinden en werden in andere Europese landen bijvoorbeeld bloemen uit Ethiopië verkocht. Terwijl water, dat vanzelfsprekend een belangrijke voorwaarde is voor het telen van groenten en bloemen, op dat moment dermate schaars was in de Hoorn van Afrika dat er een droogte en daaropvolgende hongersnood ontstond, was er kennelijk wel genoeg water in Ethiopië om in de behoefte van de telers van groenten en bloemen te voorzien. ‘Het is moeilijk om de zin in te zien van het systeem, want als we bijvoorbeeld sperziebonen uit Kenya importeren, dan onttrekken we het water dat in die bonen geïnvesteerd is aan een land dat door droogte getroffen wordt, die bonen komen bij ons in de supermarkt te liggen of worden ingevroren en een groot deel wordt uiteindelijk weggegooid in plaats van opgegeten’, aldus hoogleraar Bevolkingsecologie aan de Universiteit van Leeds Tim Benton tegenover EurActiv. Ethiopische ambtenaren stellen desgevraagd dat men de inkomsten uit de export van groenten en bloemen niet kan missen3. Hier zien we een nadeel van het EU-beleid ten aanzien van de ontwikkeling van de zogenaamde ACP-landen (Afrika, Caraïben en eilanden in de Pacifische Oceaan). Door middel van dit programma heeft de EU diverse Afrikaanse landen economisch aan zich gebonden. Sinds de start in 1957 is de handel tussen Europa en de Afrikaanse ACP-landen ZICHT 2012-4 | december 2012
verdubbeld. Volgens het meest recente rapport van de Europese Commissie is de Europese Unie verantwoordelijk voor circa 40% van de Afrikaanse export4. Daarnaast exporteert men vooral naar Noord-Amerika en de rest van de wereld. De onderlinge handel tussen Afrikaanse landen is echter gering. Sinds de dekolonisatie heeft Europa door Afrikaanse economieën aan zich te binden de directe noodzaak weggenomen om economische relaties tussen nabijgelegen Afrikaanse landen tot stand te brengen. Zo kan het gebeuren dat er in het ene Afrikaanse land een voedseloverschot is, terwijl er in een naburig land hongersnood heerst. En het kan dus zelfs, zoals hierboven geschetst, gebeuren dat een land zelf grote hoeveelheden voedsel exporteert, terwijl het voedselhulp ontvangt.
Afrika kan echter niet vanuit de kelder in een keer op de zolder springen. De infrastructuur voor grootschalige handel tussen Afrikaanse landen onderling is niet in voldoende mate aanwezig. Leiders van de 53 leden van de Afrikaanse Unie hebben recent dan ook ingestemd met een plan om regionale handel te stimuleren5. Het economische samenwerkingsverband ECOWAS (Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten), dat beperkt succes heeft gehad in het economisch integreren van de landen aan de Golf van Guinee, biedt
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 77
Het web rond voedsel | J. van Tongeren, Economische ontwikkeling Afrika vergt doortastende aanpak
77 hiervoor een goed voorbeeld. Papier is echter geduldig en het zal een grote investering vragen om alleen al de nodige infrastructuur voor handel tussen sommige Afrikaanse landen tot stand te brengen.
Beperkte protectionistische maatregelen Het stimuleren van handel tussen Afrikaanse staten onderling is een belangrijke stap op de weg naar een voortvarender economische ontwikkeling, er zijn echter ook andere problemen. Zo worden de sperziebonen en andere groenten en planten die Europa uit de Hoorn van Afrika importeert, bijvoorbeeld dikwijls door boeren uit landen zoals India verbouwd. Sommige niet-Afrikaanse staten kopen of leasen zelfs grond in Afrika voor hun boeren, waarop dan gewassen verbouwd worden voor export als voedsel of biobrandstof. Deze economische activiteit komt hierdoor nauwelijks ten goede aan de economische ontwikkeling van Afrika, zeker wanneer buitenlandse boeren hun eigen werknemers meenemen. Een oplossing van dit probleem vraagt dat Afrikaanse regeringen de verleiding kunnen weerstaan om snel geld in het laatje te krijgen door grond te verkopen of leasen aan andere staten of buitenlandse boeren. Daarnaast zou er geïnvesteerd moeten worden in de opleiding van inheemse boeren. Dit gevoegd bij het stimuleren van handel tussen Afrikaanse landen zou een structureel gezondere economische ontwikkeling van Afrika mogelijk kunnen maken. Afrika kan echter niet vanuit de kelder in een keer op de zolder springen. De infrastructuur voor grootschalige handel tussen Afrikaanse landen onderling is niet in voldoende mate ZICHT 2012-4 | december 2012
aanwezig. Ook is niet te verwachten dat Afrikaanse regeringsleiders in staat zullen zijn het lange termijn belang van de eigen economie in alle gevallen voor het belang van de staatsbegroting op korte termijn te stellen. Op korte termijn zullen Afrikaanse landen zich er dus vooral op moeten richten meer in de behoeften van hun eigen markt te gaan voorzien, in plaats van zich vooral op export van landbouwproducten te richten, terwijl anderzijds gesubsidieerde producten uit de intensieve Westerse landbouw gedumpt worden op Afrikaanse markten. Europa en Noord-Amerika zouden Afrika alvast een gunst kunnen bewijzen door hun landbouwsubsidies af te bouwen. Dit ligt in desbetref-
Consumenten zouden er op kunnen letten seizoensgroenten van eigen bodem te eten in plaats van groenten die uit Afrika geïmporteerd zijn. fende landen politiek echter zeer gevoelig en vraagt daarbij coördinatie tussen Europa en Noord-Amerika. In de tussentijd zouden Afrikaanse landen voor een beperkt aantal producten protectionistische maatregelen kunnen treffen. Dat wil zeggen dat over die goederen een importheffing geheven wordt, waardoor ze duurder worden. Doordat de prijs van die goederen stijgt, wordt het voor binnenlandse producenten aantrekkelijker om deze goederen te produceren. Nu is het in veel Afrikaanse landen nog zo dat bepaalde eerste levensbehoeften zoals voedingsmiddelen en textiel die men ook in die landen zelf
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 78
Het web rond voedsel | J. van Tongeren, Economische ontwikkeling Afrika vergt doortastende aanpak
78 zou kunnen produceren, geïmporteerd moeten worden. Door importheffingen over deze producten zou de prijs daarvan voor de individuele consument weliswaar toenemen, de welvaart van het land als geheel neemt echter meer toe6.
Echt eerlijke chocola is nog duurder In het Westen kan men natuurlijk ook privaat initiatief nemen om een economische verandering teweeg te brengen. Consumenten zouden er op kunnen letten seizoensgroenten van eigen bodem te eten in plaats van groenten die uit Afrika geïmporteerd zijn. Een andere manier van privaat initiatief zijn de zogenaamde fair trade-producten die inmiddels steeds meer ingeburgerd raken. Uit onderzoek van het Nederlands Dagblad en het Forum for African Investigative Reporters (FAIR) blijkt echter dat cacaoboeren maar weinig terug zien van wat ‘eerlijke chocola’ meer kost7. Cacaoproducerende landen - en hetzelfde geldt voor andere landen die dergelijke gewilde grondstoffen produceren, kunnen er zelf een voornamere en effectievere rol in spelen dat hun eigen boeren een goede prijs krijgen voor hun cacao. Als ‘best practice’ kunnen deze landen bijvoorbeeld kijken naar de olieproducerende landen. Veel olieproducerende landen zijn voor een groot deel van hun economische voorspoed afhankelijk van de export van olie. Nu is dat op zichzelf niet iets om een voorbeeld aan te nemen, maar wel het gegeven dat deze landen zich op enig moment gezamenlijk georganiseerd hebben in de OPEC. Zoals de befaamde Britse econoom Fritz Schumacher in een van zijn boeken beschrijft8, hadden de olieproducerende landen tot in de jaren zestig steeds meer olie geproduceerd om zo meer inkomsten te genereren. In de jaren zestig begonnen deze ZICHT 2012-4 | december 2012
landen zich echter te realiseren dat ze door minder olie te produceren het aanbod van olie konden verkleinen, waardoor de prijs omhoog ging. Zo konden ze meer geld binnen krijgen voor minder olie. De olieproducerende landen creëerden met andere woorden schaarste. Iets dergelijks zouden bijvoorbeeld ook de cacaoproducerende landen kunnen doen. Cacao is immers een gewild product dat in allerlei meer of minder exclusieve genotsmiddelen verwerkt wordt. Door schaarste te creëren zouden cacaoproducerende landen een grote winst kunnen halen uit de cacao. Dit zou zowel de individuele cacaoboeren ten goede kunnen komen als de welvaart van desbetreffende landen vergroten, doordat er meer geld in die economieën in omloop komt, wat weer tot investeringen in andere sectoren kan leiden.
Door schaarste te creëren zouden cacaoproducerende landen een grote winst kunnen halen uit de cacao. Dit zou zowel de individuele cacaoboeren ten goede kunnen komen als de welvaart van desbetreffende landen vergroten Regionale klimaatverandering Klimaatverandering is een factor die voor onzekerheid kan zorgen in de ontwikkeling van Afrikaanse economieën, zo krijgt men met overstromingen of juist extreme droogten te maken. Wat het precieze effect van klimaat-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 79
Het web rond voedsel | J. van Tongeren, Economische ontwikkeling Afrika vergt doortastende aanpak
79
verandering op deze zaken is, is moeilijk vast te stellen. Er heerst bij veel mensen echter ten onrechte het beeld dat enkel en alleen iets tegen klimaatverandering te doen is door in mondiaal verband bepaalde maatregelen te treffen. Klimaten verschillen echter per regio en zijn altijd aan verandering onderhevig. Er worden soms felle discussies gevoerd over de vraag hoe groot de rol van de mens is in de klimaatverandering en of klimaatmaatregelen wel zoden aan de dijk zetten. Feit is dat klimaatverandering op regionale schaal zeer goed mogelijk is en dat hier geen sprake hoeft te zijn van eenrichtingsverkeer. Het klimaat kan kortom ook verbeteren. Het probleem met lange periodes van droogte is bijvoorbeeld dat de vegetatie aangetast kan worden, waardoor de oorspronkelijke vegetatie uiteindelijk zelfs kan verdwijnen. In zulke gevallen treedt verwoestijning op. De vegetatie verandert doordat de waterhuishouding ZICHT 2012-4 | december 2012
van een regio verandert. Het omgekeerde geldt echter ook: de waterhuishouding van de regio verandert doordat de vegetatie verandert. Begroeiing speelt immers een belangrijke rol in de manier waarop regenwater wordt opgenomen in de bodem en de manier waarop water verdampt om wolken te vormen.9 Bijvoorbeeld in Noord-Afrika zijn er veel verwoestijnde plaatsen die zich goed lenen voor een lokale positieve klimaatverandering. Het gaat dan bijvoorbeeld om opgedroogde beddingen van meren en rivieren, voormalige oases. Door op een zuiniger manier met het irrigatiewater uit de Nijl om te springen, zou bijvoorbeeld in Egypte een groter gebied dan het gebied dat direct grenst aan de Nijl tot bloei gebracht kunnen worden10. Ook westelijker in Noord-Afrika is het technisch mogelijk om gebieden die vroeger groen en
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 80
Het web rond voedsel | J. van Tongeren, Economische ontwikkeling Afrika vergt doortastende aanpak
80 weelderig begroeid waren opnieuw te doen opbloeien. Door sommige opgedroogde meren via een besluisd kanaal met de Middellandse Zee te verbinden kan bijvoorbeeld een nieuw meer gecreëerd worden. Het zoute water in dat meer kan vervolgens gezuiverd worden door een waterontziltingsinstallatie, die aangedreven kan worden door zonne-energie. Zo kan uiteindelijk een zoetwatermeer ontstaan dat gebruikt kan worden om de nabije omtrek van het meer te irrigeren. Na verloop van tijd ontstaat zo opnieuw een oase. De toename van de begroeiing heeft vervolgens op zijn beurt een positieve impact op het lokale klimaat en met name de waterhuishouding11. Een en ander vraagt vanzelfsprekend een forse investering. Maar het gaat hier wel om een investering die perspectief
biedt op het economisch opbloeien van een regio. Afrika bezit kortom een economisch potentieel dat nog lang niet volledig benut wordt, laat staan op de juiste wijze ingezet. Hier liggen grote uitdagingen, in de eerste plaats voor Afrikaanse landen zelf. Het Westen zou vooral een zekere economische terughoudendheid ten aanzien van Afrika in acht moeten nemen om Afrikaanse landen de kans te geven bepaalde stappen te nemen. Bij het inzetten van grote sommen ontwikkelingsgeld zouden Westerse staten oog moeten hebben voor het bevorderen van economische structuurontwikkelingen die Afrikaanse landen in staat stellen op termijn niet langer afhankelijk te zijn van ontwikkelingssamenwerking.
Noten 1 2 3 4 5 6
Zie www.ecpyn.org en www.novini.nl. www.web.undp.org ‘Poverty reduction and the MDGs’ geraadpleegd op 29 november 2012. www.euractiv.com ‘EU’s food imports pose ‘tricky balance’ for hungry Africans’ op 19 november 2012. www.ec.europa.eu ‘EU agricultural trade with African, Caribbean and Pacific (ACP) countries’, juli 2012. Zie noot 2. Een verdere uitleg van de werking van deze vorm van protectie en een cijfermatig voorbeeld laten we kortheidshalve achterwege. Een goede uitleg is bijvoorbeeld te vinden in: Hilaire Belloc, Economie voor iedereen (Heemstede, 1939) 108120. 7 ‘Fairtrade chocola met bittere smaak’ in Nederlands Dagblad, 10 november 2012. 8 E.F. Schumacher, Good Work (London, 1979) 5-15. 9 René Fransen, 'Regenwoud maakt regen' in Nederlands Dagblad, 6 september 2012. 10 Een ander project dat meer gedetailleerd is uitgewerkt, is het Qattara Depression Project, dat niet alleen het locale klimaat zou verbeteren maar ook elektriciteit opwekken, Zie bijvoorbeeld het lemma hierover in de engelstalige versie van Wikipedia. 11 Zie bijvoorbeeld www.bioticregulation.ru voor diverse publicaties van A.M. Makarieva en V.G. Gorshkov.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 81
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Zin en onzin van de Weberthese
81
bezinning
Zijn hard werken en aardse rijkdom tekenen van goddelijke uitverkiezing? Deze bizarre stelling van Max Weber in zijn boek De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme, nu opnieuw uitgegeven, is omstreden en vaak aangevochten. Dr. R.A. Jongeneel zet ons op het goede spoor van de werkelijke Calvijn en laat de zin en onzin van Webers these zien.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Zin en onzin van de Weberthese Over het verband tussen verkiezing, calvinisme en kapitalisme
De Duitse socioloog Max Weber (1864-1920) wilde in zijn geruchtmakende boek De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme (1920) de verwantschap onderzoeken tussen de ‘oud-protestantse geest’ en ‘de moderne kapitalistische cultuur’. Hij constateerde dat veel handelslieden in Duitsland van protestantse huize waren. Hij vroeg zich af waarom het kapitalisme niet in India of China was ontstaan maar in het Westen. Zo kwam hij bij de wortels van de kapitalistische geest uit, namelijk ZICHT 2012-4 | december 2012
de calvinistische ethiek. Maar die trof hij niet zozeer bij Calvijn aan, als wel bij het puritanisme van de zeventiende en achttiende eeuw. Hij vond daar de nadruk op hard werken en geld verdienen, sterke zelfdiscipline, een sobere, ernstige en haast ascetische levensstijl.
De geest van het kapitalisme Het kenmerkende van het moderne kapitalisme is de ondernemingsgewijze productie,
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 82
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Zin en onzin van de Weberthese
82 gecombineerd met een voortdurend winststreven. Dat laatste geldt als het summum bonum. ‘De mens is erop gericht geld te verdienen, als doel van zijn leven, geld verdienen is niet langer omgekeerd een middel voor de mens om zijn materiële levensbehoeften te bevredigen.’ Het streven naar winst als doel op zichzelf neemt zelfs religieuze trekken aan. Hoe is dat zo gekomen, zo kan men zich afvragen, want bij de hervormers draait het vooral om het zielenheil, zo schrijft Weber zelf. Hij stelt dat de invloed van de Reformatie op de cultuur een onvoorzien en zelfs ongewild gevolg moet hebben gehad. Hij ziet de diepste oorzaak van de calvinistische arbeidsmoraal annex het moderne kapitalisme in de uitverkiezing. Centraal in het calvinisme staat Gods soevereiniteit en grootheid. De calvinist wil door het naleven van Gods geboden de glorie van God in de wereld vermeerderen. Terwijl bij Calvijn een onwankelbaar geloof in Gods vaste beloften domineert, krijgt al snel na hem de twijfel de overhand en is de belangrijkste vraag volgens Weber: ‘Hoe ben ik zeker van mijn verkiezing?’ Om op die knagende onzekerheid een antwoord te geven, moest men opnieuw op zoek gaan naar bepaalde kenmerken, en dat waren vooral uiterlijke tekenen. Winst in zaken en succes in beroep werden steeds meer gezien als Gode welgevallige tekenen die enige zekerheid gaven dat men uitverkoren was. Deze onzekerheid zette de calvinist aan tot enerzijds hard werken, zich volledig inzetten in beroep en aardse activiteiten, anderzijds tot afkeer om op te gaan in een werelds leven van genotzucht en luxe. Kortom, de rusteloze beroepsactiviteit en de sobere levenswijze, die zouden voortvloeien uit het uitverkiezingsdenken, vormen volgens Weber de kern van de geest van het kapitalisme. ZICHT 2012-4 | december 2012
Contrast met luthersen en katholieken Tegenover Luther die zich als berouwvolle zondaar toevertrouwde aan God, aldus Weber, staan ‘de staalharde puriteinse kooplieden van het heroïsche tijdperk van het kapitalisme’. Mensen werden op het hart gedrukt dat ‘onafgebroken beroepsarbeid’ veruit het beste middel is om zelfverzekerdheid te krijgen. ‘Zij en zij alleen zou de religieuze twijfel verjagen en de zekerheid bieden van de staat van genade.’ Ook al zijn goede werken ongeschikt om de zaligheid te verwerven, ze zijn toch onontbeerlijk als teken van uitverkorenheid. ‘Zij zijn het technische middel, niet om de zaligheid te verwerven, maar om de angst daaromtrent kwijt te raken.’ Voor de lutheraan en katholiek was troostvolle kennis van God weggelegd, aldus Weber, voor de calvinist niet, want die kreeg van God een eis van ‘een tot systeem opgevoerde werkheiligheid.’ Het calvinisme stelt dat het noodzakelijk was om in het wereldse beroepsleven zijn geloof te bewijzen. Het resultaat was een kloof met de wereld die veracht werd als vijand van God, behorend tot het domein van de verworpenen, en een arbeidsmoraal gekenmerkt door rusteloze beroepsarbeid. Want het doel van het leven is niet uitrusten of genieten, tijdsverspilling is de zwaarste van alle zonden. Rijkdom betekent de verleiding om op je lauweren te rusten en je over te geven aan zondige genietingen. De puriteinse opvatting van het beroep droeg volgens Weber ascetische trekken die zich met alle macht voornamelijk tegen één ding richtte: het onbevangen genieten van het bestaan en van alles wat dit aan vreugden te bieden heeft. De wereldse protestantse ascese keerde zich tegen het spontane genot van het bezit. Het gaf een gespletenheid: enerzijds zag men het streven naar rijkdom als doel op
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 83
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Zin en onzin van de Weberthese
83 zich als verwerpelijk, anderzijds kon men rijkdom als vrucht van beroepsarbeid als een zegen van God beschouwen. Het resultaat was ‘kapitaalvorming door ascetische spaardwang.’
Gekunsteld Jongeneel oefent flinke kritiek op Webers stelling. De centrale rol van het dogma van de verkiezing komt voor hem gekunsteld en gezocht over. ‘Het beeld dat uiteindelijk van de uitverkiezing ontstaat, is zo verdraaid en verwrongen, dat in ieder geval Calvijns opvattingen hierin niet meer te herkennen zijn. Waar Calvijn spreekt over de troost van de uitverkiezing, spreekt Weber over knagende twijfel en grenzeloze onzekerheid.’ Weber maakt van het calvinisme een karikatuur door bepaalde elementen op te blazen waardoor hij het calvinisme in diskrediet heeft gebracht, aldus Jongeneel. ‘Webers these dankt haar vitaliteit vooralsnog waarschijnlijk meer aan het feit dat het gewoon een aansprekende en leuke stelling is dan aan stevig bewijsmateriaal.’ Hij heeft niet eens de moeite gedaan om zich in Calvijn te verdiepen. In de tijd van Weber publiceerde R. H. Tawney zijn studie Religion and the Rise of Capitalism (1926), waarin hij tot een omgekeerde stelling van Weber komt: de overheersende plaats van het economische is niet in de aanwezigheid van het calvinisme maar in de afwezigheid, het ontbreken van de religie. Het zijn juist de secularisatie en de verinnerlijking van het protestantisme die tot de door Weber geschetste ontwikkeling hebben geleid. De Reformatie en het calvinisme zijn van invloed geweest op de ontwikkeling en ontsluiting van het economisch leven, maar dat is wat anders dan dat het kapitalisme uit het calvinisme geboren zou zijn. Calvijn heeft ZICHT 2012-4 | december 2012
juist vaak rijkdom als gevaarlijk gezien voor het geestelijk leven. Kapitalisme en calvinisme zijn in die zin evengoed concurrenten van elkaar. Terwijl het kapitalisme in essentie een negatief vrijheidsbegrip hanteert: een vrij zijn ‘van’, ruimte creërend voor autonomie en ongeremd najagen van eigen belang, ligt het accent bij het calvinisme op een vrij zijn ‘tot’, tot dienst aan God en verantwoordelijkheid voor het welzijn van de naaste.
Weber maakt van het calvinisme een karikatuur door bepaalde elementen op te blazen waardoor hij het calvinisme in diskrediet heeft gebracht, aldus Jongeneel. Jongeneel heeft meer oog voor de keerzijde van Webers calvinisme-these, namelijk zijn secularisatie-these, oftewel de stelling dat de modernisering heeft geleid tot een meer eigenstandige ontwikkeling van de economie, zodat geloof en economie uit elkaar gegroeid zijn. Deze these van Weber is volgens Jongeneel door de recente geschiedenis voor de relatie en economie en religie, de mateloze consumptiedrang als hoofddoel van een vergoddelijkte economische groei, bevestigd. ‘Economie, of liever gezegd: welvaartsontwikkeling en religie gedragen zich als concurrenten. Dit is een uitkomst die Calvijn zeker niet zou verbazen.’
Soberheid Terug naar Weber. Weber stelt terecht dat Lu-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 84
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Zin en onzin van de Weberthese
84 ther het beroep en de beroepsarbeid heeft ontdekt als iets nieuws na het middeleeuwse kloosterwezen. Het gaat hem om vervulling van wereldse plichten tegenover de monastieke ascese en de verheffing daarvan boven de wereldse moraal. Maar heeft men nadien hierin maat gehouden? Volgens Weber staat het verschuiven van het morele accent in de arbeid naar de wereldse, beroepsmatige ar-
Hard werken is eerder een vlucht voor de eeuwigheid en een teken van onzekerheid over de verkiezing, dan een teken en bewijs ervan. beid, haaks op de wereldverzakende trek die blijkt uit Jezus’ woord: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Weber citeert de puritein Richard Baxter, die de zorg om materiële goederen beschouwt als ‘een ‘dunne jas’ om de schouders van de heilige ‘die men elk moment kon uittrekken’. Maar het noodlot bepaalde, aldus Weber, dat deze jas ‘een staalhard omhulsel’ werd. ‘Sinds de ascese het plan omvatte de wereld te veranderen en invloed uit te oefenen, kregen de materiële goederen van deze wereld een toenemende en uiteindelijk onontkoombare macht over de mensen, zoals nooit tevoren in de geschiedenis.’ Weber stelt hier de overmacht van het materialisme aan de orde. Voor Baxter gaat het niet om het werken als zodanig, ook niet om de vruchten van de arbeid als doel op zich, maar om de glorie van God. Calvijn stelt dat het werken en handelen in het economisch ZICHT 2012-4 | december 2012
leven een bezigheid coram Deo is, dat wil zeggen voor het aangezicht van de levende God. Evenals Luther had hij oog voor het eerherstel van de arbeid, voor het beroep waarin het woord roep of roeping doorklinkt. Het geeft aan dat het in de arbeid niet alleen om verdienen draait, maar ook om wie je dient.
Calvijn bepleit matigheid Anders dan Luther komt Calvijn uit een milieu van de rijzende middenklasse. Hij heeft oog voor het opkomende handelwezen en wist de zegen van de marktwerking te waarderen. Hij noemde de werking van de markten zelfs ‘een teken van Gods genade’ (une signe de la grace de Dieu). Hij is tegen het renteverbod als achterhaald in zijn tijd, en schept ruimte voor kredietverlening. Hij erkent dat men geld mag vragen voor het uitlenen van kapitaal omdat er immers een risico aan verbonden is. Tegelijkertijd bepleit hij matigheid en keert hij zich tegen woekerrentes. Hij had zijn reserves bij vrij financieel verkeer. Men kon gemakkelijk misbruik maken van machtsposities. Hij vroeg de overheid om in te grijpen bij de prijsvorming van eerste levensbehoeften ten behoeve van de armen. Calvijn had oog voor de tegenstelling van rijk en arm. Geruchtmakend waren de weeldewetten van Genève, maar we vergeten dat deze gericht waren tegen de excessen en de decadentie van de libertijnen, hun extravagante consumptie- en uitgaansgedrag, nota bene in een tijd waarin het voor veel vluchtelingen moeilijk was om in leven te blijven. Calvijns visie op de economie kenmerkte zich volgens Jongeneel door een ethiek van zorg en solidariteit. De overheid heeft een beschermende functie en haar taak houdt niet op bij liefdadigheid, maar vraagt ook om een actieve economische politiek.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 85
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Zin en onzin van de Weberthese
85 Soberheid, ascese, vreemdelingschap waren kenmerkend voor Calvijn. Hij nam met een minimaal salaris genoegen en weigerde op een gegeven moment zelfs een deel van de vergoeding waar hij recht op had te accepteren. Hij verzette zich tegen overschatting van werk en inkomen als allesbepalende factoren in het leven. Hij heeft zich weinig druk gemaakt om geld en moest soms boeken uit zijn collectie verkopen om rond te kunnen komen.
Actualiteit Wanneer we de opvattingen van Weber en Calvijn actualiseren, dan lijkt de praktijk van de gereformeerde gezindte tot de conclusie te leiden dat rijkdom en welvaart eerder een straf dan zegen van God zijn: zij houden af van Zijn dienst, hebben het aardse leven ontdaan van enig eeuwigheidsperspectief en legitimeren dermate hard werken (‘we moeten immers onze talenten gebruiken’), dat men aan ‘de eeuwige dingen’ niet toekomt. Wanneer we de verkiezing hierbij betrekken – de omstreden these van Weber –, dan lijkt eerder de tegenovergestelde conclusie dan die van Weber aannemelijk: hard werken is eerder een vlucht voor de eeuwigheid en een teken van onzekerheid over de verkiezing, dan een teken en bewijs ervan.1 Hard werken is
niet zozeer het ontspannen leven in de troost van de verwachting dat het betere leven eens komt, als wel om hier en nu het leven te genieten voordat de onzekere (?) toekomst hierna aanbreekt. Of zouden hedendaagse calvinisten heimelijk economisch succes en aardse rijkdom als een teken van Gods gunst zien? De huidige obsessie voor economische groei en de hierdoor ontstane wereldcrisis moet ons wel op andere gedachten brengen. De door Calvijn én Weber als kenmerkend geachte ‘binnenwereldse ascese’ en soberheid voor de christen strijdt in ieder geval met de vaak tentoongespreide weelde en genotzucht in reformatorische kring. Kortom, met alle onzinnigheden van Webers these, met name zijn verbinding met de verkiezing, zijn we met zijn erfenis nog niet klaar. Een terugkeer naar Calvijns soberheid en vreemdelingschap lijkt me alleszins op zijn plaats. Mede n.a.v. Max Weber, De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme, uitg. Boom, Amsterdam, 2012; 255 blz.; € 29,50; Roel Jongeneel, Eerlijke economie. Calvijn en het sociaaleconomisch leven; uitgeverij Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2012, 238 blz.; € 19,90.
Noot 1 Een denker uit de ‘wereld’, de Duitse psycho-analyticus Erich Fromm, constateerde over het calvinisme het volgende: ‘De angstsituatie, de gevoelens van machteloosheid en nietigheid en speciaal de onzekerheid omtrent het toekomstig bestaan na de dood, vertegenwoordigen een praktisch voor iedereen ondragelijke mentale toestand. Vrijwel geen enkel door deze vertwijfeling gegrepen wezen zou tot een vredig en ontspannen genieten van het leven in staat zijn en onverschillig staan tegenover wat daarna zou gebeuren. En als een mogelijke uitweg uit deze ondragelijke toestand van onzekerheid en dit verlammend minderwaardigheidsgevoel fungeert juist de in het calvinisme zo naar voren tredende karaktertrek: deze ontwikkeling van koortsige activiteit en van een streven, iets te doen. Activiteit in deze zin krijgt een uitgesproken dwangmatig karakter: de individuele mens moet werkzaam zijn en blijven om aan zijn gevoel van twijfel en machteloosheid te ontkomen. Maar deze vorm van arbeid en activiteit is niet het resultaat van innerlijke kracht en zelfvertrouwen - integendeel, een wanhopige vlucht voor de angst.’ (Erich Fromm, De angst voor vrijheid, Utrecht 1973, p. 72.)
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 86
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Aristoteles: hoogste welzijn van mens ligt in de staat
86
politiek klassiek
De mens is een sociaal wezen en vindt zijn bestemming en optimaal welzijn in de staat. Dat is de overtuiging van de Griekse filosoof Aristoteles (384 v.Chr.-322 v.Chr.). Zijn Politica, een van de monumenten van de politieke klassieke filosofie, is voor het eerst in het Nederlands vertaald.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Aristoteles: hoogste welzijn van mens ligt in de staat De Grieken waren de eersten die zich met filosofie en wetenschap en ook met politiek en samenlevingsverbanden bezighielden. Meer in het bijzonder was het de Griekse staatsvorm van de polis, die vanaf de achtste eeuw voor Christus actieve deelname van de burger aan het politieke leven stimuleerde en de reflectie op de rol van burger en staat bevorderde. In de uitvoerige inleiding op de Politica van Aristoteles wordt uit de doeken gedaan hoe er in Griekenland een historische poliZICHT 2012-4 | december 2012
tiek-filosofische traditie zich heeft ontwikkeld, vanaf Homerus tot en met Sokrates en Plato, twee directe voorlopers van Aristoteles.
Plato Een prominent figuur in de politieke filosofie was Plato, mede door zijn boeken Staat en Wetten. In het eerste boek ontwikkelde Plato een absolutistische staatsvorm, waarin het menselijk geluk nauw verbonden is met het leven in een staat. De staat moet door filosofen wor-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 87
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Aristoteles: hoogste welzijn van mens ligt in de staat
87 den geregeerd want deze hebben als elitaire intellectuele groep kennis van het goede. Bij Plato moeten de goden als legitimatie van de gerechtigheid dienst doen, hoewel de rode draad in zijn staatsfilosofie pragmatisch is. In zijn laatste grote politieke verhandeling, Wetten, kent Plato een belangrijke rol toe aan de godsdienst ter bevordering van de saamhorigheid: wie haar regels niet naleeft, wordt ter dood gebracht. Het is Sokrates overkomen, omdat hij de goden van de staat niet gehoorzaamde.
Deugdenethiek Bij Aristoteles oogt het allemaal redelijker en minder totalitair. Hij heeft geen behoefte om een ideale staat te construeren (met alle gevaren voor de vrijheid, zoals bij Plato). Ethiek en politiek zijn bij hem nauw verbonden, de eerste vindt zijn voltooiing in de tweede. Alle handelen is volgens Aristoteles gericht op een doel, op welzijn of geluk (eudaimonia). Dit omschrijft Aristoteles als een ‘activiteit van de ziel overeenkomstig haar voortreffelijkheid’ (arête). Opvallend is hoe weinig religieus Aristoteles denkt en alles verwacht van een deugdenethiek. De tegenwoordige herleving van de deugdenethiek in conservatieve kring valt voor een groot deel op hem terug te voeren. Kenmerkend voor Aristoteles is dat de polis de hoogste en meest soevereine gemeenschap is. Ieder mens is erop gericht om te overleven en samen te leven met anderen in een situatie van vrede en rust. Het begrip ‘vriendschap’ (philia) is bij de Griekse filosoof van belang omdat deze de sociale cohesie en solidariteit bevordert. De band in de samenleving wordt bestendigd wanneer mensen in saamhorigheid samenleven en worden beZICHT 2012-4 | december 2012
stuurd door mensen die de gaven van praktische wijsheid hebben gekregen om goed te besturen. Wat dat betreft, zijn de tijden weinig veran-
Opvallend is hoe weinig religieus Aristoteles denkt en alles verwacht van een deugdenethiek. De tegenwoordige herleving van de deugdenethiek in conservatieve kring valt voor een groot deel op hem terug te voeren. derd. Aristoteles verwoordt een oer-menselijke behoefte die steeds in dit werk blijkt. In de samenleving is er geen gelijkheid, mede door kennis, komaf en materieel welzijn. Er zijn vrijen en onvrijen (in de Griekse tijd: slaven), arbeiders en intellectuelen. Het meest ideale is voor Aristoteles een situatie waarin mensen vrije tijd hebben om zich aan het intellectuele, bezinnende leven te wijden. Maar, zo is de sociale insteek van zijn werk duidelijk, de intellectuele kwaliteiten moeten de bestuurders dienstbaar stellen aan de polis.
Aristocratie en democratie Aristoteles analyseert scherp de verschillende staatsvormen en verdedigt een praktische mengvorm van aristocratie en democratie. Aristocratie wil zeggen dat de besten (aristoi) leiding geven. Democratie zorgt ervoor dat macht en welzijn evenwichtig verdeeld zijn.
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 88
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Aristoteles: hoogste welzijn van mens ligt in de staat
88 Zo breekt de Griekse filosoof een lans voor een samenleving waar het middenveld sterk is. Burgers zijn daarbij min of meer elkaars gelijken, wat bewaart voor partijstrijd. ‘Een gemeenschap berust immers op vriendschap: met zijn vijanden wil een mens niet eens samen op reis gaan. Een samenleving wil zo veel mogelijk bestaan uit leden die gelijk en gelijkwaardig zijn, en dat is de middenklasse het meest.’
Een samenleving wil zo veel mogelijk bestaan uit leden die gelijk en gelijkwaardig zijn, en dat is de middenklasse het meest. Stabiliteit, continuïteit, bestuurlijk inzicht hebben bij Aristoteles de voorkeur boven alle regeringsvormen waar rijkdom, macht en vriendjespolitiek de boventoon voeren. De Griekse filosoof waardeert de democratie, maar waarschuwt om niet te lang bestuurlijke functies aan een beperkt aantal mensen en voor een langere periode toe te kennen. Het gevaar van tirannie ligt dan in beide gevallen op de loer. Niet voor niets komen tirannen vaak uit volksleiders voort. ‘Er is namelijk een situatie mogelijk waarin het volk zowel als aanzienlijken krijgen wat ze willen. Dat iedereen de mogelijkheid krijgt te regeren, is het democratische aspect, dat de ambten in feite door aanzienlijk worden bekleed het aristocratische. Maar dat kan alleen wanneer niemand meer aan een ambt geldelijk voordeel kan behalen.’ ZICHT 2012-4 | december 2012
Religieuze beoordeling ontbreekt Het boek is een aanrader voor degenen die zich willen inspireren door de klassieke wijsheid over staat en samenleving. Zoals het advies om niet meer geld uit te geven dan er binnenkomt en overschotten te verdelen onder het volk. ‘Nauwelijks heeft volk deze ontvangen of het vraagt alweer om hetzelfde. Zulke armenzorg verdwijnt in de spreekwoordelijke ‘bodemloze put’.’ Een minpunt is de afwezigheid van elke religieuze beoordeling van politiek en samenleving. Typerend voor het Griekse denken is dat kennis en inzicht (phronèsis) leidt tot beoefening van deugd en moraal. Ondanks alle inzicht in de kwade drijfveren van de mens, blijft het Griekse denken optimistisch. Aristoteles verwacht alles van opvoeding en (intellectuele) vorming. Wanneer mensen kwaad doen, is dat het gevolg van falend inzicht. ‘Dat de omvang van ieders geluk (eudaimonia) wordt bepaald door de mate van inzicht en voortreffelijkheid die hij heeft bereikt, en door de mate waarin hij hiernaar weet te handelen, is voor ons een uitgemaakte zaak.’ ‘Goed en deugdzaam worden mensen zeker door drie factoren: aanleg, gewoonte en rede.’ De Grieken hadden besef van schuld en tragiek (zie de befaamde treurspelen!), maar zondebesef kenden zij niet, want dat is een (christelijk) openbaringsbegrip. Kennis is een goddelijke eigenschap (daarmee heeft de mens deel aan de godheid), al geloven de Griekse filosofen niet in het bestaan van een persoonlijk God (maar hoogstens in een onbewogen Beweger, een kosmische intelligentie). Voor Aristoteles is God een ‘onbewogen Beweger’ die het heelal als het ware op de
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 89
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Aristoteles: hoogste welzijn van mens ligt in de staat
89 wijze van kosmische intelligentie in stand houdt, maar die geen persoonlijke relatie onderhoudt met het geschapene. Er is geen groter tegenstelling denkbaar tot de christelijke God, Die juist bewogen is met de mens en Zijn Zoon naar deze wereld stuurde. De incarnatie blijft voor de Griek een ergernis en dwaasheid. Dat neemt niet weg dat we veel van dit boek kunnen leren. De politieke filosoof Henk Woldring heeft wel eens gezegd dat alle politiekfilosofische inzichten door de geschiedenis heen in grote lijnen niet meer dan een uit-
werking van de politieke denkers in de klassieke oudheid zijn geweest. Het werk van Aristoteles is een monument in de geschiedenis van het politieke denken en de uitgave verdient mede door de annotatie en de inleiding alle lof. N.a.v. Aristoteles, Politica, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Jan Maarten Bremer en Ton Kessel; Historische Uitgeverij, Groningen, 2012; 368 blz.; € 38,75.
Smaakt deze Zicht naar meer? Geef u op voor een proefabonnement! (één jaargang, vier nummers, voor maar € 15,00)
Bel 010 - 7200 785, surf naar www.wi.sgp.nl of mail naar [emailprotected]
Wist u dat het ook mogelijk is de Guido de Brès-Stichting te steunen als donateur? U krijgt dan alle publicaties (inclusief het tijdschrift Zicht) van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP thuisgestuurd. Neem contact op voor meer informatie.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 90
Het web rond voedsel | J. M. ten Hove MA, Een bank met spectaculaire groeicijfers: 10 jaar Voedselbank
90
boekenschap-1
De Stichting Voedselbank Nederland bestaat tien jaar. Met enige scepsis is in de politiek de afgelopen jaren gereageerd op het fenomeen voedselbanken. Oudminister Bos had ooit een mooie oneliner. Als hij in de regering kwam, zou dat het einde van de voedselbanken in Nederland betekenen. Er zijn wel banken omgevallen toen hij op het pluche zat, maar niet de voedselbank…
J. M. ten Hove MA, redactielid
Een bank met spectaculaire groeicijfers: 10 jaar Voedselbank In 2008, het jaar van de uitbraak van de kredietcrisis, moest het toenmalige kabinet Balkenende IV razendsnel geld pompen in ABN AMRO en de Nederlandse tak van Fortis, om beide financiële concerns van de ondergang te redden. Nu, vier jaar later, hebben banken het nog steeds moeilijk. Vandaar dat er op EuZICHT 2012-4 | december 2012
ropees niveau veel gesproken wordt over bankentoezicht en de wenselijkheid van een bankenunie. Alle mogelijke maatregelen wordt uit de kast gehaald om het omvallen van banken te voorkomen. Eén bank zal echter niet zo snel omvallen, de voedselbank. Vanaf de oprichting in 2002 heeft deze bank al die ja-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 91
Het web rond voedsel | J. M. ten Hove MA, Een bank met spectaculaire groeicijfers: 10 jaar Voedselbank
91 ren van crisis doorstaan. En passant is het klantenbestand in tien jaar tijd enorm gegroeid. Van enkele honderden in het beginjaar tot meer dan 60.000 huishoudens in 2012. Met het aantal klanten groeide ook het aantal vestigingen. Nederland heeft momenteel 136 voedselbanken.
Individuele problemen Wie is de bezoeker van de afhaalpunten van de voedselbank? Ds. Niels de Jong, missionair predikant van de Rotterdamse hervormde wijkgemeente ‘De Samaritaan’, schreef ter ere van het tienjarig bestaan van de voedselbank ‘10 jaar voedselbank. Iedereen aan tafel’. In deze publicatie zijn zestien portretten van voedselbankklanten opgenomen. Allen hebben hun eigen verhaal. Wat opvalt, is de gemene deler: tragiek, pech, ongeluk, verdriet en verkeerde keuzes. De problemen beginnen klein en groeien door een ongelukkige samenloop van omstandigheden uit tot grote zorgen. In meerdere verhalen gaat het over mensen die aanvankelijk een redelijk geslaagd leven leiden, maar door verlies van werk, een echtscheiding of depressie, zomaar aan de onderkant van de samenleving belanden. Zelf hebben deze mensen nog wel eens het idee dat ze gezien worden als een groep mensen die niet willen werken, dom zijn, verslaafd zijn of niet met geld om kunnen gaan. In verreweg de meeste gevallen ligt het niet zo eenvoudig, schrijft De Jong. Mensen komen in aanmerking voor een pakket van de voedselbank als er aan leefgeld (bedrag van loon of uitkering minus vaste lasten) minder dan 180 euro per maand voor een volwassene overblijft, plus 60 euro voor elke extra volwassene plus 50 euro voor elk kind. Een van de aardige kanten van dit boek is dat ZICHT 2012-4 | december 2012
achterin een katern met recepten is opgenomen onder de titel ‘koken met kratten’. Als lezer kun je dan bij benadering de kook- en eetpraktijk (be)proeven van een klant van de voedselbank.
Wat opvalt, is de gemene deler: tragiek, pech, ongeluk, verdriet en verkeerde keuzes. De problemen beginnen klein en groeien door een ongelukkige samenloop van omstandigheden uit tot grote zorgen. Maatschappijkritisch motief Dominee De Jong heeft dit boek ook geschreven vanuit een maatschappijkritisch motief, zoals hij het zelf omschrijft. ‘Ik wilde mensen laten nadenken over hun verantwoordelijkheid, hun consumptiegedrag, hun weggooimentaliteit, hun vooroordelen en hun onverschilligheid. Ik wilde aan de kaak stellen hoe de ‘arme kant van Nederland’ behandeld wordt en hoe er met hen wordt omgegaan. Ik had allerlei ideeën om een groot en kritisch inleidend verhaal te schrijven over de vraag hoe het mogelijk is dat het ons - in ons beschaafde en toch best welvarende landje - maar niet lukt om ervoor te zorgen dat iedereen in ieder geval te eten en te drinken heeft.’ De oprichters Sjaak en Clara Sies begonnen in 2002 met een voedselbank in Rotterdam. ‘Het kabinet Balkenende-I trad net aan. We hadden juist het kabinet-Kok achter de rug. Dat waren de gouden jaren. Met Balkenende
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 92
Het web rond voedsel | J. M. ten Hove MA, Een bank met spectaculaire groeicijfers: 10 jaar Voedselbank
92 leek het wel al iets achteruit te gaan. Maar ja, hoe goed het ook gaat in een samenleving, er is altijd een groep die nergens in past. Wij zijn dus in het gat gesprongen dat er altijd geweest is. De voedselbank maakte dat probleem bespreekbaar en dat was nieuw. De schande raakte er vanaf.’
Politieke scepsis In de politiek is de afgelopen jaren met enige scepsis gereageerd op het fenomeen voedselbanken. Oud-minister Bos had ooit een mooie oneliner. Als hij in de regering kwam, zou dat het einde van de voedselbanken in Nederland betekenen. Er zijn wel banken omgevallen toen hij op het pluche zat, maar niet de voedselbank. Premier Rutte kreeg eind 2011 de linkse oppositie over zich heen, toen hij zei dat er geen armoede in Nederland is. Een onhandige uitspraak, gezien het feit dat publicaties van het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek destijds aantoonden dat er wel degelijk gezinnen zijn die onder de armoedegrens leven. Bovendien presenteerde de SP in die week een rapport waaruit bleek dat de voedselbanken de enorme aanvragen niet meer konden bolwerken. Er zouden al wachtlijsten zijn. Staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken weigerde echter om met voedselbanken in gesprek te gaan. Begin dit jaar was er wel een positief signaal vanuit de politiek richting de voedselbank, nota bene vanuit Brussel. Eind februari besloot de Europese Commissie om 500 miljoen euro vrij te stellen voor voedselhulp.
Aanpakken armoede ‘Als er nood is en mensen in armoede leven,
ZICHT 2012-4 | december 2012
dan moet je niet gaan discussiëren of je het helemaal met elkaar eens bent. Dan moet je aanpakken’, is het devies van het echtpaar Sies. Omzien naar elkaar is een Bijbels principe en, zeker in tijden van crisis, terecht gekozen als jaarthema van de SGP voordit jaar en volgend jaar. De handen uit de mouwen steken zal ook in het komende jaren het mantra zijn. In het regeerakkoord dat VVD en PvdA onlangs sloten blijkt dat de komende jaren voor 16 miljard gekort zal moeten worden. Met name middeninkomens krijgen de rekening daarvan gepresenteerd. Het is geen overbodige luxe om als politiek de vinger aan de pols van de samenleving te houden. Kan elke bevolkingsgroep de gevraagde offers aan? De glijvlucht van een modaal bestaan naar afhankelijkheid van de voedselbank ligt eerder op de loer dan menigeen denkt. Laat de overheid haar best doen met het redden van de bankensector. Het zou goed nieuws zijn als tenminste één bank overbodig wordt: de voedselbank. Maar wellicht is deze situatie onbereikbaar door de weerbarstige werkelijkheid. Daarom kunnen we het perspectief ook kantelen: zolang er mensen tussen wal en schip belanden, is het goed dat er mensen (vrijwilligers!) zijn die zich inzetten voor voedselbanken. Armoede is een schrijnende kwestie, maar honger blijft een onverteerbaar probleem.
Mede naar aanleiding van: Niels de Jong, 10 jaar voedselbank. Iedereen aan tafel; uitgeverij Trichis, Rotterdam, 2012; 208 blz.; prijs € 10,-
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 93
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Uitdagend en inspirerend
93
boekenschap-2
In deze bijdrage zoomen we in op het christelijke in de Nederlandse politiek. Heeft de christelijke politiek afgedaan of is het christendom nog steeds een inspiratiebron voor de politiek? Het christendom heeft de wereld veranderd, al is er verschil van mening of de vrijheid onder Constantijn de Grote wel zo goed is geweest voor de kerk. Dat wereldbeschouwelijke neutraliteit ten aanzien van politieke en maatschappelijke vraagstukken onmogelijk en onwenselijk is, vormt de rode draad in deze boeken. Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Uitdagend en inspirerend Pieter Jan Dijkman, Erik Borgman
dat het grote, hardnekkige probleem voor de chris-
en Paul van Geest (red.), Dood of
telijke politiek het gebrek aan een urgente boodschap
wederopstanding? Over het christelijke in
is, een langetermijnperspectief, iets dat volgens hen
de Nederlandse politiek; uitg. Boom,
eigenlijk het probleem van de gehele politiek is. In-
Amsterdam, 2012; 199 blz.; € 22,50.
tussen kan men de samenleving niet bezien als een
Is er toekomst voor christelijk georiënteerde politiek?
samenleving die los van God is. Christelijke politiek
Redacteur Pieter Jan Dijkman antwoordt bevestigend
kan inspelen op het goede dat al aanwezig is. Men
omdat de christelijke traditie een traditie van hoop
wil geen getuigenispolitiek of christelijke idealen
is, en de inspiratie van de christelijke idealen moed
als norm aan de natie voorhouden, maar een weg
geeft. Intussen blijkt wel uit de bundel dat de chris-
bewandelen tussen pragmatisme en getuigenispo-
telijke politiek ‘op sterven na dood’ is, om in de
litiek. Het CDA zal moeten inzien dat christelijke
sfeer van de titel te blijven. De redacteuren stellen
politiek bescheiden moet zijn, gezien het besef van
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 94
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Uitdagend en inspirerend
94 een ander, toekomend rijk. Getuigenis is ook een
provincialisme.’ Markha Valenta constateert in het
taak voor de kerk, niet voor de politiek. Verder zal
verlengde hiervan een omslag van een ‘consensus-
het CDA zich moeten inzetten voor een heilzame
model’ naar een meer Angelsaksisch, liberaal ‘con-
sociale praktijk en rechten van religieuze en culturele
flictmodel’. De grens in deze (steeds meer digitale)
minderheden.
samenleving tussen private en publieke domein
Prof. A. van de Beek distantieert zich in de bundel
wordt steeds diffuser, waardoor de privatisering
van christelijke politiek, beducht als hij is voor het
van de religie onmogelijk is geworden en feitelijk
gemakkelijk samengaan van godsdienst en geweld,
gedateerd is. Volgens Jan Dirk Snel is het idee van
een gevolg van het feit dat de overheid het gewelds-
christelijke politiek in Nederland altijd vrij zwak
monopolie heeft. Vandaar dat vroegchristelijke au-
gebleven, ook in christelijke politieke partijen. Het
teurs meenden dat christenen zich niet in de politiek
was de uitkomst van een proces, nooit opzet geweest.
moesten begeven. Het is volgens hen belangrijker
Eginhard Meijering is vrij somber over het CDA dat
dat mensen christenen worden dan dat de wetgeving
een leerstellig christendom heeft ingeruild voor
van de staat verandert. Die radicaliteit van het
een ethisch christendom. God zal Zijn kerk bewaren,
vroegste christendom is Van de Beek dierbaar. Zij
maar of een dergelijk geloof de christelijke partijen
behoedt voor ideologisering van het geloof, het op-
overeind moet houden, durft hij niet te beweren.
leggen van het christendom aan anderen. We moeten
Een drietal auteurs dat het stemgedrag onder kerk-
niet de illusie hebben dat de aarde een tuin van
leden onderzoekt, concludeert dat het succes van
vrede en recht zal worden, aldus Van de Beek. Theo
het CDA in deze kerkelijke achterban moet liggen.
de Wit betoogt dat een absoluut seculiere politiek
‘Als het CDA de helft van de huidige kerkleden weer
een onmogelijkheid is. De tolerantie van de liberale
aan zich zou weten te binden, dan zou dat volgens
democratische orde voor religieuze opvattingen is
onze modellen op middellange termijn een kiezer-
drastisch afgenomen, versterkt door een toenemend
spotentieel van 30 zetels opleveren.’ We zullen zien.
religieus analfabetisme. ‘Simpel onbegrip of dedain
In ieder geval is het een intrigerende bundel die
ten opzichte van mensen met religieuze loyaliteiten
aan het denken zet en in ieder geval de christelijke
is geen teken van verlichte geest, maar eerder van
politiek niet kansloos laat.
Rob A. Nijhoff (red.), Volgers. 16
levant zijn voor de samenleving vandaag. De breedte
christenen die onze wereld hebben
is wel erg groot, om Augustinus en Bono naast
veranderd. Van Augustinus tot Bono;
elkaar te zetten. Daartussen een breed spectrum:
uitgeverij Buijten & Schipper-
Thomas van Aquino, Calvijn, Althusius, Whitefield,
heijn, Amsterdam, 2012; 158 blz.;
Groen van Prinsterer, Kuyper, Dooyeweerd, Ches-
€ 14,90.
terton, Lewis, Bonhoeffer, Stott, Charles Taylor,
In deze bundel, uitgegeven door het Wetenschap-
Stanley Hauerwas, Oliver O’ Donovan. Het boekje
pelijk Instituut van de ChristenUnie, beschrijven
is uitstekend als eerste introductie van de betref-
zestien auteurs uit de CU-achterban of die zich
fende denker en vervult hopelijk de rol als smaak-
daarmee verwant voelen, van welke christelijke
maker voor meer leesoefeningen. Het laat zien
denker uit verleden of heden zij het meest hebben
hoe christelijke overtuigingen hebben doorgewerkt
geleerd. Ze laten zien hoe christelijke denkers re-
in de wereld van politiek en samenleving.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 95
Het web rond voedsel | Dr. K. van der Zwaag, Uitdagend en inspirerend
95 Olivier Hekster & Corjo Jansen (red.),
wijze verbond met de macht. Vandaar de aanduiding
Constantijn de Grote. Traditie en veran-
van de zondeval van het christendom (G. J. Heering).
dering; uitgeverij Vantilt, Nijmegen,
Kritiek is er ook van de latere doperse reformatoren
2012; 208 blz.; € 16,95.
(met verwante uitlopers naar Stanley Hauerwas
Over de christelijke keizer Constantijn
en Stuart Murray), die bepleiten dat christenen
de Grote verschillen de meningen zeer. Het verhaal
moeten afzien van macht in het publieke domein.
is bekend: op 28 oktober 312 won hij de veldslag
De politiek van Constantijn bracht bij ‘hoftheoloog’
bij Rome na een droom waarin hij een kruis met
Eusebius van Caesarea een juichstemming teweeg,
daarin de woorden ‘In hoc signo vinces’ (in dit
anderen zagen in zijn politiek een pragmatische
teken zult u overwinnen) zag. Onder Constantijn
aanpassing aan de nieuwe stand van zaken van
de Grote veranderde de positie van het christendom
het christendom. Het zag er steeds meer naar uit
fundamenteel: van vervolgde kerk naar een vrije
dat deze religie de toekomst had en daarom was
kerk, dankzij het edict van Milaan (313), dat alge-
het ook typisch Romeins om de nieuwe levensvat-
mene godsdienstvrijheid uitriep voor de christenen.
bare religie te steunen, zoals de keizers in het ver-
Critici beschouwden de ‘Constantijnse wending’
leden met andere religies hadden gedaan, zo
als een periode waarin de kerk zich op desastreuze
betogen Olivier Hekster en Peter Nissen.
Jacob Hoekman, Zonen van Ismaël;
woordigend een gelijke toegang tot God. Volgens
uitgeverij De Banier, Apeldoorn,
Cees Rentier heeft de islamitische traditie zich
2012; 256 blz.; € 16,90.
gaandeweg ontwikkeld tot een georganiseerde en
Met de islam is de SGP zeker niet
geïnstitutionaliseerde vorm van verzet tegen het
klaar, zo valt uit dit boek te conclu-
Evangelie. Ondanks opvattingen over het ‘achterlijke’
deren. Het bevat een eerlijke weergave van de
karakter van de islam, meent Rentier dat de islam
islam zonder deze religie direct als een valse religie
zich beter kan verenigen met het seculiere gedach-
weg te zetten. In de geschiedenis is zeer uiteenlopend
tegoed vanwege haar basis in de redelijke mens
over de islam geoordeeld: van een religie van de
die het goede wil. Hoekman maakt terecht een on-
antichrist, die het jodendom (bewust) verbasterd
derscheid tussen de islam als institutionele religie
heeft, tot een religie die in ieder het geval mono-
en de persoonlijke aanhangers van deze religie,
theïstisch is, de religie heeft gezuiverd van het po-
die nauwelijks een beeld van het christendom heb-
lytheïsme, uitgaat van de ene Schepper en waarvoor
ben en bij wie geen sprake is van een principiële
nog beloften geldt voor Ismaël. Typerend voor de
afwijzing. De islam is een christelijke sekte, en die
islam is de onmacht bij de islam om religie en po-
nabijheid verplicht christenen tot oog voor hun
litiek te scheiden. De SGP heeft in de notie De
moslimse naaste. Anderzijds heeft de islam zich
islam in huis de verschillen met de theocratieop-
zeer snel ontwikkeld tot een antichristelijke religie
vatting van de islam ‘diepgaand en wezenlijk’ ge-
die zich als geen andere tegenover het christendom
noemd, gezien de geestelijke betekenis van Gods
opstelt. Dat maakt een tweesporenbeleid noodza-
Koninkrijk. In de huidige theologie is de islam
kelijk. Een informatieve bundel die ook van belang
steeds meer een geestelijke uitdaging, vertegen-
is voor politici.
ZICHT 2012-4 | december 2012
2012-04 zicht 10-12-12 17:20 Pagina 96
Het web rond voedsel | Ir. J. Maljaars, Column perspectief
perspectief
96
Timotheüs en onze functionele onwetendheid Kent u het begrip ‘functionele onwetendheid’? Het is zoiets als: jezelf afsluiten voor bepaalde informatie, omdat je weet dat die jou slecht uitkomt. Ik ben het begrip vooral tegengekomen in discussies over de houding van consumenten en boeren ten opzichte van het houden van dieren. Veehouders kunnen ambivalente gevoelens hebben over schaalvergroting of bepaalde ingrepen, maar sluiten zich daarvoor af, omdat ze mee moeten of willen in de vaart der volkeren. Consumenten kennen negatieve verhalen over de veehouderij en weten dat er grote verschillen zijn tussen vlees en vlees in het supermarktschap. Toch sluiten ze zich daarvoor af. Omdat ze geen dief van eigen portemonnee willen zijn. Maar, is dit begrip niet veel breder toepasbaar? Kunnen we ‘functionele onwetendheid’ ook niet toepassen op het doen en laten van christenen in gezin, kerk, maatschappij en politiek, in het licht van onze ‘kennis’ van Gods Woord en onze geschiedenis? We kennen Bijbelse waarheden, maar willen er niet te diep over nadenken, omdat de manier waarop wij in het leven staan daar haaks op staat. We kennen bepaalde Bijbelse uitgangspunten, maar houden ze graag vaag, omdat het ons anders slecht uitkomt. We weten uit de geschiedenis dat de ‘kerk’ makkelijk achter de ‘wereld’ aanhobbelt en zichzelf uitholt. We blijven echter toch die kant op hobbelen, omdat we denken dat we het wel aankunnen en we weerstand graag vermijden. Onwillekeurig moet ik denken aan de verhouding man-vrouw in gezin, kerk, maatschappij en politiek. Gevoelig onderwerp. Lastig. Inderdaad. Maar wat doen we bijvoorbeeld met 1 Timotheüs 2 vers 13 en 14? Een ‘inconvenient truth’, zeker in de hedendaagse samenleving. Dan maar functionele onwetendheid? Of toch:‘Gij geheel anders’… Hans Maljaars, redactielid
ZICHT 2012-4 | december 2012